9. Berouw (At-Taubah)

1.

Dit is de verklaring van ontheffing doorAllah en zijn boodschapper tegenover degenen der afgodendienaren metwie gij een verdrag hebt gesloten.

2.

Gaat daarom in het land rond voor viermaanden en weet, dat gij Allah niet kunt ontsnappen en dat Allah deongelovigen zal vernederen.

3.

En dit is een verklaring van Allah en Zijnboodschapper aan de mensen op de dag van de grote bedevaart, datAllah alsmede Zijn boodschapper niets uitstaande hebben met deafgodendienaren. Als gij daarom berouw toont zal het beter voor uzijn, maar indien gij u afwendt, weet dan, dat gij Allah niet kuntontsnappen. En geeft tijding van een pijnlijke straf aan deongelovigen.

4.

Met uitzondering van diegenen derafgodendienaren met wie gij een verbond hebt gesloten en die inniets hebben gefaald, noch iemand tegen u hebben geholpen. Vervultdaarom aan dezen het verbond tot hun bepaalde termijn. Voorzeker,Allah heeft de godvruchtigen lief.

5.

Wanneer de heilige maanden voorbij zijn,doodt dan de afgodendienaren waar gij hen ook vindt en grijpt hen enbelegert hen en loert op hen uit elke hinderlaag. Maar als zijberouw hebben en het gebed houden en de Zakaat betalen, laat hun wegdan vrij. Voorzeker, Allah is Vergevensgezind, Genadevol.

6.

En als een der afgodendienaren u ombescherming vraagt, schenk hem dan bescherming dat hij het woord vanAllah moge horen; voer hem dan naar de plaats, waar hij veilig is.Dit is omdat zij een volk zijn dat niet weet.

7.

Hoe kan er een verbond bestaan voor deafgodendienaren met Allah en Zijn boodschapper, met uitzondering vanhen, met wie gij in de heilige Moskee een verbond hebt gesloten?Zolang zij daarom getrouw jegens u zijn, weest getrouw jegens hen.Voorzeker, Allah heeft de godvruchtigen lief.

8.

Hoe kan het zijn dat wanneer zij de overhandover u hebben, zij geen band van verwantschap en verbond tegenover uin acht zullen nemen? Zij behagen u met hun mond terwijl hun hartdit weigert en de meesten hunner overtreden.

9.

Zij verkopen de tekenen van Allah voor eengeringe prijs en keren (mensen) van Zijn weg af. Slecht is inderdaadhetgeen zij doen.

10.

Zij nemen geen band van verwantschap ofverbond betreffende een gelovige in acht, en zij zijn overtreders.

11.

Maar als zij berouw tonen en het gebed houdenen de Zakaat betalen worden zij uw broeders in het geloof. Wijleggen de tekenen uit aan een volk dat wil begrijpen.

12.

Maar indien zij na hun verbond hun edenbreken en uw godsdienst smaden, bestrijdt dan de leiders van hetongeloof – waarlijk, hun eden zijn niets – opdat zij mogen ophouden.

13.

Wilt gij een volk niet bestrijden dat zijneden heeft gebroken en plannen smeedde om de boodschapper teverdrijven en dat het eerste was om tegen u te beginnen? Vreest gijhen? Neen, Allah is het meest waardig, dat gij Hem zoudt vrezen alsgij gelovigen zijt.

14.

Bestrijdt hen, Allah zal hen door uw handenstraffen en vernederen en u tot een overwinning over hen helpen enhet gemoed van een volk dat gelooft, verlichten.

15.

En Hij zal de nijd van hun hart wegnemen.Allah wendt Zich met barmhartigheid tot wie Hij wil. Allah isAlwetend, Alwijs.

16.

Denkt gij, dat gij met rust zoudt wordengelaten terwijl Allah diegenen uwer nog niet heeft onderscheiden die(voor Hem) strijden en niemand buiten Allah en Zijn boodschapper ende gelovigen tot boezemvriend nemen? -Allah is goed op de hoogte vanhetgeen gij doet.

17.

De afgodendienaren kunnen de Moskeeen vanAllah niet onderhouden, terwijl zij van ongeloof tegen zichzelfgetuigen. Zij zijn het wier werken ijdel zullen zijn en zij zullenin het Vuur vertoeven.

18.

Alleen hij kan de Moskeeen onderhouden die inAllah en de laatste Dag gelooft en het gebed houdt en de Zakaatbetaalt en niemand vreest behalve Allah. Dezen zijn het die tot degeleiden behoren.

19.

Acht gij het geven van dranken aan debedevaartgangers en het bezoeken van de heilige Moskee gelijk aan dewerken van hem die in Allah en de laatste Dag gelooft en voor dezaak van Allah strijdt? Zij zijn in de ogen van Allah niet gelijk.En Allah leidt het onrechtvaardige volk niet.

20.

Zij, die geloven en van hun woonplaatsenverhuizen en met hun bezit en met hun persoon voor de zaak van Allahstrijden, hebben in de ogen van Allah de hoogste rang. Dezen zullenzegevieren.

21.

Hun Heer geeft hun blijde tijdingen van Zijnbarmhartigheid en van welbehagen en van tuinen waarin een blijvendezaligheid voor hen zal zijn.

22.

Zij zullen daarin voor eeuwig vertoeven.Voorwaar er is bij Allah een grote beloning.

23.

O gij, die gelooft, neemt uw vaders en uwbroeders niet tot vrienden als zij ongeloof boven geloof verkiezen.En wie onder u met hen bevriend is behoort tot de overtreders.

24.

Zeg: “Indien uw vaders en uw zonen en uwbroeders en uw vrouwen en uw verwanten en de rijkdommen die gijverkregen hebt en de handel waarvan gij slapte vreest en de woningenwaarvan gij houdt, u liever zijn, dan Allah en Zijn boodschapper enhet streven voor Zijn zaak, wacht dan, tot Allah met Zijn oordeelkomt; Allah leidt het ongehoorzame volk niet.

25.

Voorzeker, Allah heeft u op menig slagveldgeholpen en op de dag van Honain, toen uw grote aantal u verheugde,maar dit baatte u niets en de aarde werd ondanks haaruitgestrektheid voor u te eng; toen hebt gij u vluchtende afgewend.

26.

Daarna zond Allah Zijn vrede over deboodschapper en over de gelovigen neder en Hij zond scharen, die gijniet zaagt en Hij strafte de ongelovigen. En dit is de vergeldingvoor hen die niet geloven.

27.

Daarna zal Allah Zich met Barmhartigheidwenden tot wie Hij wil en Allah is Vergevensgezind, Genadevol.

28.

O, gij die gelooft, de afgodendienaren zijnvoorzeker onrein. Zij zullen daarom na (verloop van) dit jaar deheilige Moskee niet naderen. En als gij armoede vreest, zal Allah uals Hij wil, uit Zijn overvloed verrijken. Voorzeker, Allah isAlwetend, Alwijs.

29.

Bestrijdt diegenen onder de mensen van hetBoek, die in Allah noch in de laatste Dag geloven, noch vooronwettig houden wat Allah en Zijn boodschapper voor onwettig hebbenverklaard, noch de ware godsdienst belijden totdat zij de belastingmet eigen hand betalen, terwijl zij onderdanig zign.

30.

En de Joden zeggen: “Ezra is de zoon vanAllah” en de Christenen zeggen: “De Messias is de zoon van Allah.”Dit is, hetgeen zij met hun mond zeggen. Zij spreken de woorden navan degenen die veer hen ongelovig waren; Allah’s vloek zij overhen, hoe zijn zij afgekeerd!

31.

Zij hebben naast Allah hun geleerde mannen enhun monniken tot Heren genomen. En ook de Messias, de zoon vanMaria, hoewel hun was bevolen slechts de ene God te aanbidden. Er isgeen God naast Hem. Hij is verheven boven hetgeen zij met Hemvereenzelvigen.

32.

Zij wensen het licht van Allah door hun mondte doven, maar Allah belet dit. Hij zal Zijn licht vervolmaken,zelfs al mogen de ongelovigen er een afkeer van hebben.

33.

Hij is het, Die Zijn boodschapper met leidingen de ware godsdienst heeft gezonden om deze te doen zegevierenboven alle godsdiensten, ofschoon de afgodendienaren er afkerig vanzijn.

34.

O, gij die gelooft, velen der priesters enmonniken verteren de rijkdommen der mensen door valse middelen enleiden de mensen van de weg van Allah af. En degenen, die goud enzilver ophopen en het niet voor de zaak van Allah besteden, deel hunhet nieuws van een pijnlijke straf mee.

35.

Op de Dag, waarop het (geld) in het Vuur derhel verhit zal worden en hun voorhoofd, hun zijden en hun rug ermede zullen worden gebrandmerkt, (wordt hun gezegd:) “Dit is hetgeengij voor uzelf hebt vergaard, ondergaat daarom nu (de gevolgen van)hetgeen gij voor uzelf verzameld hebt.”

36.

Het aantal der maanden is volgens Allah’sverordening twaalf sinds de tijd waarop Hij de hemelen en de aardeschiep. Vier hiervan zijn heilig. Dit is het juiste geloof. Doet uzelf dus hierin geen onrecht aan. En bestrijdt de afgodendienarenallen tezamen, zoals zij u bestrijden en weet, dat Allah met derechtvaardigen is.

37.

Voorzeker, het uitstellen (van een heiligemaand) is een toevoeging aan het ongeloof. Degenen, die niet gelovenworden daardoor op een dwaalspoor gebracht. Het ene jaar staan zijhet toe en het andere jaar verbieden zij het, opdat zij betreffendehet aantal dat Allah heilig heeft gemaakt mogen overeenkomen,waardoor zij hetgeen Allah heeft verboden wettig maken. Het bozehunner daden werd voor hen schoonschijnend gemaakt. Allah leidt hetongelovige volk niet.

38.

O, gij die gelooft, waarom buigt gij teraarde wanneer er tot u wordt gezegd: “Gaat op de weg van Allahvoort?” Zijt gij met het tegenwoordige leven tevreden boven hetHiernamaals? Maar het genoegen van het tegenwoordige leven isvergeleken bij het Hiernamaals slechts nietig.

39.

Als gij niet voortgaat te vechten zal Hij umet een pijnlijke straf straffen en zal Hij een ander volk in uwplaats stellen en gij zult Hem in het geheel niet deren. Allah heeftmacht over alle dingen.

40.

Als gij hem (de profeet) niet helpt,voorzeker Allah hielp hem, toen de ongelovigen hem verdreven – toenhij ��n van de twee was – en zij beiden in de grot waren en hij totzijn metgezel zeide: “Treur niet, want Allah is met ons.” Toen zondAllah Zijn vrede op hem neder en versterkte hem met scharen die gijniet zaagt en vernederde het woord van de ongelovigen en Allah’swoord is het allerhoogste. En Allah is Almachtig, Alwijs.

41.

Gaat voort licht of zwaar, streeft met uwbezit en uw persoon voor de zaak van Allah. Dit is beter voor u alsgij het slechts weet.

42.

Als het een onmiddellijke winst en een kortereis was geweest, zouden zij u zeker zijn gevolgd, maar devermoeiende reis scheen hun te lang. Toch willen zij bij Allahzweren: “Als wij er toe in staat waren geweest, zouden wij zeker metu zijn gegaan.” Zij doen hun ziel te gronde gaan en Allah weet datzij leugenaars zijn.

43.

Allah vergeve het u! Waarom stondt gij hethun toe, voordat degenen die de waarheid spraken u bekend warengeworden en totdat gij de leugenaars had herkend?

44.

Degenen, die in Allah en de laatste Daggeloven zullen u niet om toestemming vragen om te worden vrijgesteldvan het strijden met hun bezit en hun persoon. Allah kent derechtvaardigen goed.

45.

Alleen degenen, die niet in Allah en delaatste Dag geloven en wier hart vol twijfel is, zullen u vragen omte worden vrijgesteld daar zij aarzelen in hun twijfel.

46.

Indien zij hadden willen vertrekken, zoudenzij er zeker enige voorbereiding voor hebben gemaakt, maar Allah wasafkerig van hun vertrek. Hij hield hen daarom terug en er werdgezegd: “Zit met de zittenden.”

47.

En als zij met u waren gegaan, zouden zij uniets dan last hebben bezorgd en zij zouden zich heen en weer hebbengehaast, tweedracht tussen u zaaiende. En er zijn er onder u dienaar hen geluisterd zouden hebben. En Allah kent de onrechtvaardigengoed.

48.

Voorzeker, zij zochten voordien reedstweedracht te scheppen en zij smeedden complotten tegen u, totdat dewaarheid kwam en het voornemen van Allah de overhand kreeg, ofschoonzij er afkerig van waren.

49.

En onder hen is hij die zegt: “Geef mijverlof en stel mij niet op de proef.” Voorzeker, zij zijn reeds opde proef gesteld. De hel zal de ongelovigen zeker omvatten.

50.

Indien u iets goeds overkomt, verdriet hethen, maar als u een rampspoed overkomt, zeggen zij: “Wij haddeninderdaad onze voorzorgen genomen.” En zij wenden zich juichend af.

51.

Zeg: “Niets kan ons overkomen, behalvehetgeen Allah voor ons heeft verordend. Hij is onze Beschermer. Enin Allah zullen de gelovigen hun vertrouwen leggen.”

52.

Zeg: “Gij verwacht voor ons niets dan een derbeide goede dingen (overwinning, martelaarschap), terwijl wijbetreffende u verwachten, dat Allah u een straf zal opleggen vanHemzelf of door onze handen. Wacht daarom, wij wachten ook met u.”

53.

Zeg: “Besteedt vrijwillig of onwillig, hetzal van u niet worden aangenomen. Gij zijt inderdaad eenongehoorzaam volk.”

54.

En niets verhindert, dat hun gaven wordenaangenomen behalve dat zij in Allah en de boodschapper niet geloven.En zij komen slechts in luiheid tot het gebed en zij geven niet, danonwillig.

55.

Laat daarom hun rijkdommen noch hun kinderenuw verwondering opwekken. Allah wenst hen er slechts mede testraffen en hun ziel zal heengaan, terwijl zij ongelovigen Zijn.

56.

En zij zweren bij Allah dat zij inderdaad totde uwen behoren, terwijl zij (in feite) niet tot de uwen behoren,toch zijn zij een volk dat vreest.

57.

Als zij een schuilplaats of grotten of zelfseen gat konden vinden om er binnen te gaan, zouden zij er zich zekermet grote spoed heenwenden.

58.

Er zijn onder hen die u inzake aalmoezenbelasteren. Als hun ervan wordt gegeven zijn zij tevreden, maar alshun er niet van wordt gegeven, ziet, worden zij boos.

59.

Waren zij slechts tevreden geweest methetgeen Allah en Zijn boodschapper hun hadden gegeven en hadden zijgezegd: “Allah is ons toereikend: Allah zal ons van Zijn overvloedgeven evenals Zijn boodschapper. Voorzeker, tot Allah zijn wijgeneigd.”

60.

De aalmoezen zijn alleen voor de armen en debehoeftigen en voor degenen die daarbij werkzaam zijn en voordegenen wier hart verzoend is en voor de slaven en voor degenen dieschuld hebben en voor de zaak van Allah en voor de reiziger: dit iseen gebod van Allah. En Allah is Alwetend, Alwijs.

61.

En er zijn onder hen, die de profeet lastigvallen en zeggen: “Hij luistert naar iedereen.” Zeg: “Zijn luisterenis goed voor u, hij gelooft in Allah en hij gelooft de gelovigen enhij is een barmhartigheid voor de gelovigen onder u.” En zij, die deboodschapper van Allah lastig vallen, zullen een pijnlijke strafontvangen.

62.

Zij zweren bij Allah om u te behagen, maarAllah en Zijn boodschapper zijn waardiger, dat zij hen zoudenbehagen, als zij gelovigen zijn.

63.

Weten zij niet, dat hem die Allah en ZijnBoodschapper vijandig gezind is het Vuur der hel wacht, waarin hijzal vertoeven? Dat is de grote vernedering.

64.

De huichelaars vrezen, dat een Soerah tegenhen zou worden geopenbaard die hen zou onderrichten over hetgeen inhun hart is. Zeg (tot hen): “Spot maar, voorzeker, Allah zal alhetgeen gij vreest aan het licht brengen.”

65.

En indien gij hen ondervraagt, zullen zijbeslist zeggen: “Wij spraken slechts ijdellijk (onder elkander) envermaakten ons.” Zeg: “Was het over Allah en Zijn tekenen en Zijnboodschapper dat gij spotte?”

66.

“Biedt geen verontschuldiging aan. Gij hebt,na te hebben geloofd, verworpen. Als Wij een deel uwer vergeven,zullen Wij een ander deel uwer straffen, omdat zij schuldig waren.”

67.

De huichelaars, mannen en vrouwen zijn allenmet elkander verbonden. Zij sporen aan tot het kwade en verbiedenhet goede en houden hun handen gesloten (om geen aalmoezen tegeven). Zij vergaten Allah, daarom heeft Hij hen vergeten.Voorzeker, de huichelaars zijn ongehoorzaam.

68.

Allah belooft de huichelaars, mannen envrouwen en de ongelovigen het Vuur der hel, waarin zij zullenvertoeven. Het zal hun genoeg zijn. Allah heeft hen vervloekt, enzij zullen een blijvende straf ontvangen.

69.

Evenals die v��r u waren: zij hadden meermacht dan gij en waren rijker in bezittingen en kinderen. Dezengenoten hun deel; gij zult dus uw deel genieten, zoals zij die vooru waren hun deel genoten. En gij spreekt ijdellijk, evenals zijijdellijk spraken. Dezen zijn het wier werken in deze wereld en inhet Hiernamaals verloren zijn gegaan. En zij zijn de verliezers.

70.

Heeft hen het verhaal niet bereikt vandegenen, die veer hen waren? Het volk van Noach en Aad en Samoed enhet volk van Abraham en de bewoners van Midian en van de steden dieverwoest werden? Hun boodschappers kwamen met duidelijke tekenen tothen. Allah was het niet die hun onrecht aandeed, maar zij dedenzichzelf onrecht aan.

71.

En de gelovigen, mannen en vrouwen, zijnvrienden van elkander. Zij sporen aan tot het goede en verbieden hetkwade en houden het gebed en betalen de Zakaat en gehoorzamen Allahen Zijn boodschapper. Dezen zijn het, wie Allah barmhartigheid zalbetonen. Voorzeker, Allah is Almachtig, Alwijs.

72.

Allah heeft de gelovigen, mannen en vrouwentuinen beloofd waar doorheen rivieren stromen, heerlijkewoonplaatsen in tuinen der eeuwigheid. En het behagen van Allah ishet grootste. Dit is de grootste zegepraal.

73.

O profeet, strijd tegen de ongelovigen en dehuichelaars. En wees streng jegens hen. Hun tehuis is de hel en dezeis een boze bestemming.

74.

Zij zweren bij Allah, dat zij niets zeiden,maar voorzeker zij spraken het woord des ongeloofs en na de Islam tehebben aanvaard, verwierpen zij deze en zij besloten tot hetgeen zijniet konden volbrengen. Zij koesterden haat alleen omdat Allah enZijn boodschapper hen uit Zijn overvloed hadden verrijkt. Als zijberouw tonen zal het beter voor hen zijn, maar indien zij zichafwenden zal Allah hen met een pijnlijke straf in deze wereld en inhet Hiernamaals straffen en zij zullen op aarde vriend noch helperhebben.

75.

En er zijn onder hen die met Allah eenverbond sloten. Zij zeiden: “Als Hij ons van Zijn overvloed geeftzullen wij beslist aalmoezen geven en tot de deugdzamen behoren.”

76.

Maar toen Hij hun van Zijn overvloed gafwerden zij er vrekkig mede en wendden zich om en waren afkerig.

77.

Hij vergold het hun door huichelachtigheid inhun hart op te wekken tot aan de Dag, waarop zij Hem zullenontmoeten, omdat zij hun belofte aan Allah braken en leugens uitten.

78.

Weten zij niet dat Allah hun geheimen alsookhun heimelijk overleg kent en dat Allah de Oerkenner is van hetonzienlijke?

79.

Zij, die de gelovigen belasteren welkevrijwillig aalmoezen geven en hen die niets vinden (te geven) dannaar hun vermogen, bespotten: Allah zal hun spotternij vergelden ener is voor hen een pijnlijke straf.

80.

Of gij vergiffenis voor hen vraagt of dat gijgeen vergiffenis voor hen vraagt – zelfs al vraagt gij zeventig maalvergiffenis voor hen – Allah zal hen toch niet vergeven. Dit isomdat zij in Allah en Zijn boodschapper niet geloven. Allah leidthet trouweloze volk niet.

81.

Zij die achter de boodschapper van Allahbleven verheugden zich over hun thuiszitten en waren er afkerig vanmet hun eigendommen en hun persoon voor de zaak van Allah testrijden. En zij zeiden: “Trekt niet uit in de hitte.” Zeg: “HetVuur der hel is heter.” Konden zij dit slechts begrijpen!

82.

Laten zij weinig lachen en veel wenen alsvergelding voor hetgeen zij deden.

83.

En als Allah u tot een gedeelte hunnerterugzendt en zij u om toestemming vragen om uit te trekken (tot hetgevecht), zeg dan: “Gij zult met mij niet uittrekken en gij zultnooit een vijand met mij bestrijden. Gij verkoost eerst thuis teblijven, zit daarom thans met degenen, die achterblijven.

84.

En bid voor geen enkele hunner die sterft,noch sta bij zijn graf, want zij verwierpen Allah en Zijnboodschapper en stierven, terwijl zij overtreders waren.

85.

Laat hun eigendommen en hun kinderen uwverwondering niet opwekken: Allah wenst hen daarmede in deze wereldte straffen; hun ziel zal hen verlaten, terwijl zij ongelovigenzijn.

86.

En wanneer een Soerah wordt geopenbaard:”Gelooft in Allah en strijdt tezamen met Zijn boodschapper,” vragende rijken onder hen u om toestemming en zeggen: “Laat ons achter,opdat vij bij de achterblijvers zijn.”

87.

Zij stellen zich tevreden om met deachterblijvenden te zijn en hun hart is verzegeld, derhalvebegrijpen zij niet.

88.

Maar de boodschapper en de gelovigen met hem,strijden met hun bezit en hun persoon en zij zijn het, die het goedezullen ontvangen en zij zullen slagen.

89.

Allah heeft tuinen voor hen bereid waardoorheen rivieren stromen; zij zullen daarin vertoeven. Dat is deopperste zegepraal.

90.

Van de woestijn-Arabieren kwamen er,uitvluchten zoekend opdat hun vrijstelling mocht worden verleend. Endegenen, die logen jegens Allah en Zijn boodschapper, bleven thuis.En degenen hunner, die niet geloven, zal een pijnlijke straftreffen.

91.

Er rust op de zwakken en op de zieken en opdegenen die niets vinden om weg te geven, geen schuld, indien zijoprecht zijn jegens Allah en Zijn boodschapper. Er rust geen blaamop degenen die goed doen; Allah is Vergevensgezind, Genadevol.

92.

Noch op degenen, die tot u kwamen enverzochten dat gij hun een rijdier zoudt verschaffen, en gijantwoorddet: “Ik kan niets vinden waarop ik u kan doen rijden.” Zijgingen met hun ogen vol tranen terug uit spijt, dat zij niets kondenvinden om hiertoe zelf bij te dragen.

93.

De aanleiding tot verwijt is alleen tegendegenen die u om verlof vragen, terwijl zij rijk zijn. Zij verkozenom met de achterblijvenden te zijn. En Allah heeft op hun hart eenzegel gelegd, derhalve begrijpen zij niet.

94.

Zij zullen met uitvluchten tot u komen,wanneer gij tot hen wederkeert. Zeg: “Maakt geenverontschuldigingen, wij zullen u niet geloven. Allah heeft onsreeds omtrent uw gedrag ingelicht. En Allah en Zijn boodschapperzullen u uw gedrag weldra tonen, dan zult gij tot Hem die hetonzienlijke en het zienlijke kent, worden teruggebracht en Hij zal uover al hetgeen gij deedt, inlichten.

95.

Zij zullen, wanneer gij tot hen weder keert,u bij Allah zweren, dat gij hen met rust moogt laten. Laat hendaarom alleen. Voorzeker, zij zijn onrein en hun huis is de hel, eenvergelding voor wat zij deden.

96.

Zij zullen u zweren, opdat gij welwillendzult zijn. Maar zelfs al zoudt gij tevreden met hen zijn, zal Allahmet het overtredende volk niet tevreden zijn.

97.

De woestijn-Arabieren zijn de hardnekkigstenin ongeloof en huichelarij en het meest geneigd de geboden, dieAllah tot Zijn boodschapper heeft nedergezonden niet na te komen.Allah is Alwetend, Alwijs.

98.

Er zijn onder de woestijn-Arabieren, diehetgeen zij weggeven als boete beschouwen en wachten dat errampspoed over u komt. Op hen zal echter de rampspoed rusten. EnAllah is Alhorend, Alwetend.

99.

En er zijn onder de woestijn-Arabieren, diein Allah en de laatste Dag geloven en die hetgeen zij weggeven alsmiddelen beschouwen tot Allah’s nabijheid en tot de zegeningen vande profeet. Ziet toe! Het is stellig voor hen een middel tot Zijnnabijheid. Allah zal hen weldra tot Zijn barmhartigheid toelaten.Allah is Vergevensgezind, Genadevol.

100.

En de vooruitstrevenden en de eersten derMigranten en Hulpgevers en degenen, die hen in goedheid volgen,Allah heeft welbehagen in hen en zij hebben welbehagen in Hem; enHij heeft voor hen tuinen bereid, waar doorheen rivieren stromen.Daarin zullen zij voor eeuwig vertoeven. Dat is de grote zegepraal.

101.

Van de u omringende woestijn-Arabieren zijnsommigen huichelaars evenals van het volk van Madina, dezenvolharden in huichelarij. Gij kent hen niet; Wij kennen hen en Wijzullen hen hier dubbel straffen, daarna zullen zij aan een grotestraf worden overgeleverd.

102.

En er zijn anderen, die hun fouten bekennen.Zij vermengden een goede met een slechte daad. Het kan zijn, datAllah Zich met barmhartigheid tot hen zal wenden. Voorzeker, Allahis Vergevensgezind, Genadevol.

103.

Neem aalmoezen van hun rijkdommen aan opdatgij hen daardoor moogt reinigen en louteren. En bid voor hen; uwgebed is voor hen inderdaad een bron van geruststelling. En Allah isAlhorend, Alwetend.

104.

Weten zij niet, dat Allah berouw van Zijndienaren aanneemt en aalmoezen aanvaardt en dat AllahBerouw-aanvaardend, Genadevol is?

105.

En zeg: “Werkt en Allah zal met Zijnboodschapper en de gelovigen uw werk zien. Weldra zult gij tot deKenner van het onzienlijke en het zienlijke worden teruggebracht endan zal Hij u inlichten over hetgeen gij hebt bedreven.

106.

En anderen wachten Allah’s gebod af. Zal Hijhen bestraffen of Zich met barmhartigheid tot hen wenden? Allah isAlwetend, Alwijs.

107.

En degenen die een moskee hebben gebouwd omte schaden, om het ongeloof (te verbreiden) en om een splitsingonder de gelovigen te veroorzaken en als een hinderlaag voor hem,die voorheen tegen Allah en Zijn boodschapper oorlog voerde; zijzullen voorzeker zweren: “Wij bedoelden slechts het goede,” maarAllah getuigt, dat zij leugenaars zijn.

108.

Sta er nooit in (voor het gebed). Een Moskee,die van het begin af op godsvrucht was gesticht is zeker waardigerdat gij er in zijt. Er zijn daarin mensen die gaarne gelouterdwillen worden en Allah heeft degenen, die zich louteren lief.

109.

Is daarom hij, die zijn gebouw op godsvruchten op Zijn behagen stichtte, beter of hij, die zijn gebouw op eenafbrokkelende, door water aangetaste rand stichtte, dat met hem inhet Vuur der hel zal storten? En Allah leidt het onrechtvaardigevolk niet.

110.

Het gebouw dat zij hebben opgericht, zal eenbron van onrust in hun hart blijven, tenzij hun hart in stukkenwordt gescheurd. Allah is Alwetend, Alwijs.

111.

Voorzeker, Allah heeft van de gelovigen hunpersoon en hun bezittingen gekocht in ruil voor het paradijs – zijvechten voor de zaak van Allah en zij doden en worden gedood – eenonfeilbare belofte in de Torah en het Evangelie en de Koran. En wieis getrouwer aan zijn belofte, dan Allah? – Verheugt u dan in deverbintenis, die gij met Hem hebt gesloten en dat is de grotezegepraal.

112.

Die zich tot Allah bekeren, die aanbidden,die prijzen, die vasten, die zich nederbuigen, die zich ter aardewerpen, die tot het goede aansporen en het kwade verbieden, die dedoor Allah gestelde grenzen in acht nemen; breng aan de gelovigenblijde tijding.

113.

Het is de profeet en de gelovigen nietgeoorloofd om vergiffenis te vragen voor de afgodendienaren, zelfsal waren dezen verwanten, nadat hun (de gelovigen) duidelijk isgeworden, dat zij (afgodendienaren) het volk der hel zullen zijn.

114.

Het vragen om vergiffenis door Abraham voorzijn vader, geschiedde alleen wegens een belofte die hij hem hadafgelegd, maar toen het hem duidelijk werd dat deze een vijand vanAllah was, trok hij zich van hem terug. Voorzeker, Abraham wasuiterst zachtmoedig, verdraagzaam.

115.

En Allah laat een volk niet dwalen nadat Hijhet heeft geleid, voordat Hij hun heeft duidelijk gemaakt, waartegenzij zich behoren te behoeden. Voorzeker, Allah heeft kennis van alledingen.

116.

Gewis, Allah is het, aan Wie het koninkrijkder hemelen en der aarde behoort. Hij schenkt het leven enveroorzaakt de dood. En gij hebt geen vriend of helper naast Allah.

117.

Allah heeft zich voorzeker met barmhartigheidtot de profeet gewend en tot de Migranten en de Hulpgevers, die deze(profeet) in het uur van nood volgden, nadat het hart van eengedeelte hunner bijna was bezweken. Toen vergaf Hij hen. Voorzeker,Hij is Liefderijk, Genadevol jegens hen.

118.

En (Hij heeft Zich met barmhartigheid) tot dedrie die waren achtergelaten gewend, totdat de aarde met haaruitgestrektheid hun te eng werd en hun eigen leven voor hen temoeilijk en zij geloofden dat er tegen Allah geen schuilplaats is,behalve bij Hem. Toen wendde Hij Zich met barmhartigheid tot hen,opdat zij zich mochten bekeren. Voorzeker, Allah isBerouwaanvaardend, Genadevol.

119.

O gij die gelooft, vreest Allah en weest metde waarachtigen.

120.

Het betaamt het volk van Madinah en de henomringende woestijn-Arabieren niet, dat zij achter de boodschappervan Allah zouden blijven, of dat zij hun eigen leven in plaats vanhet zijne zouden verkiezen. Dit is zo, omdat dorst, nochvermoeienis, noch honger hen in de weg van Allah teistert, nochbetreden zij een spoor, dat de ongelovigen vertoornt, nochberokkenen zij een vijand enige schade, of er wordt daarmede voorhen een goede daad opgetekend. Voorzeker, Allah doet de beloning vandegenen, die goed doen niet verloren gaan.

121.

En zij besteden geen som, groot of klein,noch doorkruisen zij een landstreek, of dit is voor hen opgetekend,opdat Allah hun de beste beloning moge geven voor hetgeen zij deden.

122.

Het is de gelovigen niet opgelegd, allentezamen op te trekken. Waarom trekt dan niet van elke groep een deelhunner op, opdat zij in de godsdienst goed onderlegd mogen worden enopdat zij hun volk, wanneer zij tot hen terugkeren mogenwaarschuwen, zodat zij gered mogen worden.

123.

O, gij die gelooft, bestrijdt de ongelovigendie in uw nabijheid zijn en laat hen hardheid in u vinden en weet,dat Allah met de godvruchtigen is.

124.

En wanneer er een Soerah wordt nedergezonden,zijn er sommigen hunner die zeggen: “Wie uwer heeft deze in geloofdoen toenemen?” Maar de gelovigen doet dit in geloof toenemen en zijverheugen zich daarover.

125.

En voor degenen in wier hart een ziekte is,voegt het onreinheid bij onreinheid en zij sterven terwijl zijongelovig zijn.

126.

Zien zij niet, dat zij elk jaar een- oftweemaal op de proef worden gesteld? Toch tonen zij geen berouw nochtrekken zij er lering uit.

127.

En wanneer er een Soerah wordt nedergezondenkijken zij elkander aan zeggende: “Ziet iemand ons?” Dan wenden zijzich af. Allah heeft hun hart afgewend, omdat zij tot een volkbehoren dat niet begrijpen wil.

128.

Voorzeker, een boodschapper is uit uw middentot u gekomen; het is hard voor hem wat u pijn doet; hij is bezorgdvoor uw welzijn, liefderijk en barmhartig voor de gelovigen.

129.

Maar indien zij zich afwenden zeg dan: “Allahis mij toereikend. Er is geen God naast Hem. In Hem leg ik mijnvertrouwen want Hij is de Heer van de grote heerschappij.”