1. |
Wee hen die anderen tekort doen. |
2. |
Wanneer zij voor zichzelf wegen, nemen zijvolle maat; |
3. |
Indien zij voor anderen uitmeten of afwegen,geven zij minder (dan behoort). |
4. |
Weten zulke mensen niet dat zij zullenherrijzen |
5. |
Op een grote Dag, |
6. |
De Dag, waarop de mensheid voor de Heer derWerelden zal staan? |
7. |
Neen! Het gedenkschrift over de bozen is inSidjdjien. |
8. |
En wat weet gij er van wat Sidjdjien is? |
9. |
Het is een geschreven boek. |
10. |
Wee, op die Dag de loochenaars, |
11. |
Die de Dag des Oordeels loochenen. |
12. |
En niemand behalve de zondige overtrederloochent die (Dag), |
13. |
Die zegt, als Onze woorden aan hem wordenvoorgedragen: “Fabelen der ouden.” |
14. |
Neen, maar hetgeen zij plachten te verdienenheeft zich als roest aan hun hart gehecht. |
15. |
Neen, zij zullen die Dag zeker van hun Heerworden uitgesloten. |
16. |
Voorwaar, dan zullen zij in de hel branden, |
17. |
En er zal tot hen worden gezegd: “Dit ishetgeen gij placht te loochenen!” |
18. |
Neen, het gedenkschrift der deugdzamen isvoorzeker in “Illijjien.” |
19. |
En wat weet gij er van wat”Illijjien” is? |
20. |
Een geschreven boek. |
21. |
De nabij (God) zijnden zullen het zien. |
22. |
Voorwaar, de deugdzamen onder zegeningen, |
23. |
Op hoge sofa’s zullen zij elkanderaanschouwen, |
24. |
Gij zult in hun gezicht de glans dergelukzaligheid herkennen. |
25. |
Hun wordt zuivere verzegelde wijn te drinkengegeven. |
26. |
Welks zegel muskus is. En laat degenen diewedijveren, hiervoor wedijveren. |
27. |
En hij zal vermengd worden met water vanTasniem; |
28. |
Een bron waaruit de nabij (God) zijndendrinken. |
29. |
Waarlijk, de schuldigen plachten de gelovigenuit te lachen, |
30. |
En wanneer zij hen voorbijgingen, knipoogdenzij tegen elkander. |
31. |
En wanneer zij tot de hunnen terugkeerden,keerden zij opgetogen terug; |
32. |
En wanneer zij hen zagen, zeiden zij: “Ditzijn inderdaad de dwalenden.” |
33. |
Maar zij waren niet als bewakers over hengezonden. |
34. |
Daarom zullen op deze Dag de gelovigen overde ongelovigen lachen, |
35. |
Op hoge sofa’s zittende zullen zijaanschouwen; |
36. |
Voorzeker wordt de ongelovigen vergolden voorhetgeen zij plachten te doen! |