6. Het Vee (Al-An’aam)

1.

Alle lof komt Allah toe, Die de hemelen en deaarde schiep en de duisternis en het licht deed ontstaan; tochstellen de ongelovigen gelijken naast hun Heer.

2.

Hij is het, Die u uit klei schiep en daarnaeen termijn bepaalde. De vastgestelde termijn is bij Hem. Tochtwijfelt gij.

3.

En Hij is Allah in de hemelen en op aarde.Hij kent uw innerlijk en uw uiterlijk en Hij weet, wat gij verdient.

4.

En er komt van de tekenen van hun Heer geenteken tot hen of zij wenden zich er van af.

5.

Zij hebben de waarheid verloochend toen dezetot hen kwam, maar de tijdingen waarover zij spotten zullen henweldra bereiken.

6.

Zien zij niet, hoeveel geslachten Wij veerhen hebben vernietigd? Wij hadden hun zulke macht op de aardegegeven als Wij u niet hebben geschonken en Wij zonden wolken overhen die regelmatig regen deden neerstromen en Wij deden rivierenonder hen vloeien; daarna vernietigden Wij hen vanwege hun zonden endeden een ander geslacht na hen ontstaan.

7.

En al hadden Wij u een boek op perkamentnedergezonden en al hadden zij het met hun handen betast, zouden deongelovigen toch hebben gezegd: “Dit is niets dan klaarblijkelijketovenarij.”

8.

Zij zeggen: “Waarom is er geen engel tot hem(de Profeet) nedergezonden?” En indien Wij een engel zenden danwordt de zaak afgedaan en er wordt hun geen uitstel gegeven.

9.

En als Wij een engel hadden aangesteld,zouden Wij hem als mens hebben doen voorkomen en zo zouden Wijhetgeen zij verwarren, voor hen nog verwarder hebben gemaakt.

10.

En voorzeker de boodschappers veer u werdenook bespot, zo trof diegenen die bespotten, de straf voor hetgeenzij bespotten.

11.

Zeg: “Gaat op aarde rond en ziet, wat heteinde was der loochenaars.”

12.

Zeg: “Aan wie behoort hetgeen in de hemelenen op aarde is?” Zeg: “Aan Allah.” Hij heeft het op Zich genomen,barmhartigheid te tonen. Voorzeker Hij zal u op de Dag derOpstanding verzamelen, daaraan is geen twijfel. Zij, die hun zielenhebben tekort gedaan, geloven niet.

13.

Aan Hem behoort wat in nacht en dag bestaat.En Hij is de Alhorende, Alwetende.

14.

Zeg: “Zal ik een andere Beschermer nemen, danAllah, de Schepper der hemelen en der aarde, Die voedt en niet wordtgevoed?” Zeg: “Het is mij bevolen, de eerste te zijn die zichonderwerpt.” En behoort niet tot de afgodendienaren.

15.

Zeg: “Ik vrees, als ik mijn Heer nietgehoorzaam, de straf van de grote Dag.”

16.

Van wie deze straf op die Dag is afgewend,Allah heeft hem inderdaad barmhartigheid betoond. En dat is eenklaarblijkelijke overwinning.

17.

En als Allah u door schade treft, is erniemand die dit kan afwenden dan Hij; en als Hij u met weldaadomringt – Hij heeft macht over alle dingen.

18.

Hij is de Oppermachtige over Zijn dienaren enHij is de Alwijze, en van alles op de hoogte.

19.

Zeg: “Wie is het gewichtigst als getuige?”Zeg: “Allah is getuige tussen u en mij. En deze Koran is mijgeopenbaard, opdat ik u en wie hij bereikt, moge waarschuwen.Getuigt gij werkelijk dat er andere goden buiten Allah zijn?” Zeg:”Ik getuig niet.” Zeg: “Hij is de ene God en ik heb niets uitstaandemet datgene wat gij met Hem vereenzelvigt.”

20.

Degenen, wie Wij het Boek gaven, erkennen hem(de Profeet), zoals zij hun kinderen erkennen. Maar zij, die hunziel hebben tekort gedaan, willen niet geloven.

21.

En wie is onrechtvaardiger dan hij, die eenleugen tegen Allah uitdenkt of Zijn tekenen verloochent? Voorzeker,de onrechtvaardigen zullen niet slagen.

22.

(Gedenk) de Dag, waarop Wij hen allen zullenverzamelen, dan zullen Wij zeggen tot degenen, die afgoderijpleegden: “Waar zijn uw mededingers, die gij beweerdet (tebezitten)?”

23.

Dan zal hun antwoord niet anders zijn dan datzij zeggen: “Bij Allah, onze Heer; wij waren geen afgodendienaren.”

24.

Zie, hoe zij tegen zichzelven liegen en hoehetgeen zij plachten te verzinnen voor hen verloren is gegaan.

25.

Er zijn sommigen hunner, die naar uluisteren, maar Wij hebben sluiers om hun hart gelegd en hun orenverstopt, zodat zij niet begrijpen. En al zagen zij elk teken,zouden zij er toch niet in geloven; wanneer zij tot u komenredetwisten zij met u, en de ongelovigen zeggen: “Dit zijn niets danfabelen der ouden.”

26.

En zij verbieden (anderen) en blijven er zeltverre van. En zij deren niemand dan zichzelven, zij bemerken hetechter niet.

27.

En als gij het slechts zoudt kunnen zien,wanneer zij voor het Vuur zullen worden gebracht! Zij zullen danzeggen: “O, mochten wij slechts worden teruggezonden, dan zouden wijde tekenen van onze Heer niet meer verloochenen en wij zouden tot degelovigen behoren.”

28.

Neen, hetgeen zij voorheen plachten teverbergen is hun duidelijk geworden. En als zij zouden wordenteruggezonden zoudden zij gewis tot hetgeen hen was verbodenterugkeren; Voorzeker zij zijn leugenaars.

29.

En zij zeggen: “Er is niets dan ons leven vandeze wereld en wij kunnen niet worden opgewekt.”

30.

En wanneer gij het slechts zoudt kunnen zien,wanneer zij voor hun Heer zullen worden gebracht, zal Hij zeggen:”Is dit niet de waarheid?” Zij zullen antwoorden: “Ja zeker, bijonze Heer.” Hij zal zeggen: “Ondergaat dan de straf, omdat gijplacht te verwerpen.”

31.

Voorzeker, zij, die de ontmoeting met Allahverloochenen, benadelen zich, totdat het uur onverwachts over henkomt, en zij zullen zeggen: “O, wij hebben wroeging, vanwege onzetekortkoming hierin.” En zij zullen hun lasten op hun ruggen dragen.Ziet toe, wat zij dragen is zeker slecht.

32.

Het wereldse leven is niets dan een spel eneen ijdel vermaak. Doch voor degenen die God vrezen, is het tehuisvan het Hiernamaals beter. Wilt gij dan niet begrijpen?

33.

Wij weten zeer goed dat hetgeen zij zeggen uverdriet doet, doch zij verloochenen u (profeet) niet, maar het zijnde tekenen van Allah die de boosdoeners verwerpen.

34.

Gewis, de boodschappers veer u werden ookverloochend en gekweld, niettemin bleven zij geduldig in datgene,waarvoor zij waren verloochend; totdat onze hulp tot hen kwam. Er isniemand die de woorden van Allah kan veranderen. En er zijn reedstijdingen omtrent die boodschappers tot u gekomen.

35.

En als hun afkeer u onverdraaglijk is, brenghun dan een teken, indien gij een opening in de aarde of een laddernaar de hemelen kunt vinden. En indian Allah wilde zou Hij hen zekeronder een leiding hebben verzameld. Behoor dus niet tot deonwetenden.

36.

Alleen degenen die luisteren, kunnenaannemen. De doden zal Allah opwekken en dan zullen zij tot Hemworden teruggebracht.

37.

En zij zeggen: “Waarom is er over hem geenteken van zijn Heer nedergezonden?” Zeg: “Voorzeker, Allah heeft demacht om een teken neder te zenden.” Maar de meesten hunner beseffenhet niet.

38.

En er is geen beest dat op de aarde kruipt,noch een vogel die op zijn vleugels vliegt, of zij vormengemeenschappen, zoals gij. Wij hebben niets uit het Boek weggelaten.Dan zullen zij tot hun Heer tezamen worden gebracht.

39.

Zij, die Onze tekenen verloochenen, zijn doofen stom, in de duisternis. Allah laat wie Hij wil dwalen en Hijplaatst op het rechte pad wie Hij wil.

40.

Zeg: “Wat denkt gij? Als de straf van Allah,of het uur over u komt, zult gij dan iemand anders aanroepen, danAllah, als gij waarachtig zijt?”

41.

“Neen, Hem alleen zult gij aanroepen; dan zalHij datgene verwijderen waarvoor gij Hem aanroept als Hij dat wil engij zult uw afgoderij vergeten.

42.

Wij zonden inderdaad tot de volkeren die veeru waren, (een profeet) toen troffen Wij hen (die volkeren) metarmoede en tegenspoed opdat zij zich mochten verootmoedigen.

43.

Waarom verootmoedigden zij zich niet toenOnze straf over hen kwam? Maar hun hart was verhard en Satan deedhun schoon schijnen al hetgeen zij verrichtten.

44.

Toen zij dan hetgeen waarvoor zij warengewaarschuwd vergaten, openden Wij hun de poorten van alle dingen(der wereld) totdat zij verheugd werden over hetgeen hun wasgegeven, dan grepen Wij hen onverwachts aan en zie, zij werdenwanhopig.

45.

Zo werd de levensader van de mensen, dieslecht handelden, afgesneden. Alle lof komt Allah toe, de Heer derWerelden.

46.

Zeg: “Wat denkt gij? Als Allah uw gehoor engezicht zou wegnemen en uw hart zou verzegelen, wie is dan Godbuiten Allah die het u kon teruggeven? Zie, hoe Wij de tekenenverklaren, toch wenden Zij zich af.

47.

Zeg: “Wat denkt gij? Als de straf van Allahonverwachts of openlijk tot u komt, zal iemand anders dan hetonrechtvaardige volk vernietigd worden?”

48.

Wij zenden de boodschappers alleen alsdragers van blijde tijding en als waarschuwers. Over degenen, diegeloven en zich verbeteren, zal geen vrees komen noch zullen zijtreuren.

49.

En degenen, die Onze tekenen verloochenen,hen zal straf raken, omdat zij niet gehoorzaam waren.

50.

Zeg: “Ik zeg niet tot u, dat ik de schattenvan Allah bezit, noch dat ik het onzienlijke ken, noch zeg ik tot u:’Ik ben een engel’; ik volg slechts hetgeen mij wordt geopenbaard.”Zeg: “Kunnen de blinde en de ziende gelijk zijn? Wilt gij dan nietnadenken?”

51.

Waarschuw daarmede degenen die vrezen, datzij tot hun Heer worden verzameld, dat zij buiten Hem vriend nochbemiddelaar hebben, opdat zij (God) mogen vrezen.

52.

En verdrijf niet degenen die hun Heer morgenen avond aanroepen, Zijn aangezicht zoekend. Gij zijt volstrekt nietverantwoordelijk voor hen, noch zijn zij enigermate verantwoordelijkvoor u. Zoudt gij hen verdrijven, dan zult gij tot deonrechtvaardigen behoren.

53.

En op deze wijze hebben Wij sommigen hunnerdoor anderen beproefd, zodat zij kunnen zeggen: “Zijn dezen het, dieAllah onder ons heeft begunstigd?” Kent Allah degenen die dankbaarzijn niet het beste?

54.

Wanneer degenen die in Onze tekenen geloven,tot u komen, zeg dan: “Vrede zij u.” Uw Heer heeft barmhartigheid opzich genomen; dus wie uwer in onwetendheid kwaad doet en daarnaberouw heeft en zich verbetert, (voor hem) is Hij Vergevensgezind,Genadevol.

55.

En zo zetten Wij de tekenen uiteen opdat deweg der schuldigen openbaar worde.

56.

Zeg: “Het is mij verboden degenen, die gijnaast Allah aanroept, te aanbidden. Zeg: “Ik wil uw boze neigingenniet volgen. In dat geval zal ik tot de dwalenden behoren en niettot hen die het rechte pad volgen.”

57.

Zeg: “Ik ben op de rechte weg van mijn Heeren gij verloochent die. Maar wat gij verhaast is niet in mijn macht.De beslissing berust slechts bij Allah. Hij zet de waarheid uiteenen Hij is de beste der seheidsrechters.”

58.

Zeg: “Als hetgeen gij verhaast in mijn machtwas, zou de zaak voorzeker tussen u en mij reeds zijn beslist. EnAllah kent de onrechtvaardigen met beste.

59.

En bij Hem zijn de sleutels van hetonzienlijke; niemand kent dit, behalve Hij. En Hij weet wat op hetland en wat in de zee is. En er valt geen blad zonder dat Hij hetweet, noch is er een korrel in de duisternis der aarde, noch ietsdat groen of droog is, zonder dat het in een duidelijk Boek isvermeld.

60.

Hij is het, Die uw ziel in de nacht neemt enweet hetgeen gij overdag doet; daarna wekt Hij u weder op, opdat devastgestelde termijn moge worden voltooid. Dan is uw terugkeer totHem. Daarna zal Hij u inlichten over hetgeen gij deedt.

61.

Hij is oppermachtig over Zijn dienaren en Hijzendt bewakers over u, totdat, wanneer de dood tot een uwer komt,Onze boodschappers zijn ziel wegnemen; zij falen daarin niet.

62.

Dan worden zij tot Allah, hun ware Heerteruggebracht. Voorzeker, de beslissing ligt in Zijn handen; en Hijverrekent het snelst.”

63.

Zeg: “Wie verlost u van de rampen van hetland en van de zee wanneer gij Hem in nederigheid en in het geheimaanroept? (zeggende): ‘Indien Hij ons hiervan redt zullen wij zekertot de dankbaren behoren.”

64.

Zeg: “Allah verlost u van deze en van elkeandere nood en toch schrijft gij deelgenoten (medegoden) aan Hemtoe.”

65.

Zeg: “Hij heeft macht om u van boven of vanonder u straf toe te zenden, u in groepen te verdelen en elkandergeweld aan te laten doen.” Zie, hoe Wij de tekenen uiteenzettenopdat zij mogen begrijpen.

66.

En uw volk heeft het verworpen, ofschoon hetde waarheid is. Zeg: “Ik ben geen voogd over u.”

67.

Er is voor elke profetie een vastgesteldetijd en gij zult het weldra te weten komen.

68.

Wanneer gij degenen ziet, die Onze tekenenbespotten, wendt u dan van hen af, totdat zij een ander gesprekbeginnen. En als Satan het u doet vergeten zit dan niet, nadat hetin uw herinnering opkomt, met het onrechtvaardige volk bijeen.

69.

En degenen die God vrezen, zijn in het geheelniet verantwoordelijk voor hen, behalve voor de vermaning, opdat zijbehoed zullen worden.

70.

Laat degenen die hun geloof tot een spel entijdverdrijf hebben gemaakt en wie het wereldse leven heeftbedrogen, met rust. En waarschuw hiermee, opdat een ziel niet mogeworden overgeleverd voor hetgeen zij heeft gedaan. Zij zal naastAllah geen helper of bemiddelaar hebben. En indien zij (zelfs) allesals losprijs zou aanbieden, zal deze van haar niet worden aanvaard.Dezen zijn het, die zijn overgeleverd voor hetgeen zij verdienden.Zij zullen een drank van kokend water en een smartelijke strafontvangen, omdat zij verwerpen.

71.

Zeg: “Zullen wij naast Allah datgeneaanroepen wat ons noch bevoordelen noch schaden kan, dan worden wij,nadat Allah ons heeft geleid, van het rechte pad verwijderd, zoalsiemand die de bozen hebben neergeveld op de aarde in een toestandvan verbijstering en die metgezellen heeft die hem tot de wegroepen, zeggende: ‘Kom tot ons’?” Zeg: “De leiding van Allah isvoorzeker de enige leiding en het is ons bevolen ons aan de Heer derWerelden te onderwerpen.”

72.

En: “Onderhoudt het gebed en vreest Hem, totWie gij zult worden verzameld.”

73.

En Hij is het, Die de hemelen en de aarde inwerkelijkheid schiep. En de dag, waarop Hij zegt: “Wees”, wordt het.Zijn woord is werkelijkheid; en aan Hem behoort het koninkrijk op deDag waarop de bazuin zal worden geblazen. De Kenner v an hetonzichtbare en het zichtbare. Hij is de Alwijze, de Al- kennende.

74.

Toen Abraham tot zijn vader Azar zeide:”Neemt gij afgoden tot Goden? Ik zie u en uw volk in duidelijkedwaling.”

75.

Zo toonden Wij Abraham het koninkrijk derhemelen en der aarde, opdat hij tot de vastgelovenden zou behoren.

76.

En toen de nacht over hem kwam, zag hij eenster. Hij zeide: “Dit is mijn Heer.” Maar toen zij onderging, zeidehij: “Ik heb de dingen, die ondergaan niet lief.”

77.

En toen hij de maan zag glanzen, zeide hij:”Dit is mijn Heer.” Maar toen zij onderging zeide hij: “Had mijnHeer mij niet geleid dan zou ik zeker tot het dwalende volkbehoren.”

78.

En toen hij de zon zag stralen zeide hij:”Dit is mijn Heer. Dit is de grootste” Maar toen zij onderging,zeide hij: “O, mijn volk, ik heb niets uitstaande met uw afgoden.”

79.

“Ik heb mijn aangezicht oprecht gewend totHem, Die de hemelen en de aarde schiep en ik behoor niet tot deafgodendienaren.”

80.

En zijn volk redetwistte met hem. Hij zeide:”Redetwist gij met mij omtrent Allah, terwijl Hij mij recht heeftgeleid? En ik vrees hetgeen gij met Hem vereenzelvigt niet, tenzijmijn Heer iets wenst. Mijn Heer omvat alle dingen in Zijn kennis.Wilt gij er dan geen lering uit trekken?”

81.

“En hoe kan ik uw afgoden vrezen, terwijl gijzelf uw afgoderij niet vreest waarvoor Allah u geen gezag heeftnedergezonden? Wie van de twee partijen is dan veiliger, als gij datweet?”

82.

Zij die geloven en hun geloof niet metonrechtvaardigheid vermengen – dezen zijn het, die vrede zullenhebben want zij zijn recht geleid.

83.

En dit is onze bewijsgrond die Wij Abrahamtegen zijn volk gaven. Wij verheffen graadsgewijze, wie Wij willen.Voorzeker, Uw Heer is Alwijs, Alwetend.

84.

En Wij gaven hem Izaek en Jacob; Wij leiddenelk hunner en voordien leidden Wij Noach en van zijn afstammelingen:David, Salomo, Job, Jozef, Mozes en Aeron. Zo belonen Wij de goeden.

85.

En Zacharia, Johannes, Jezus en Elias. Elkhunner behoorde tot de deugdzamen.

86.

En Ismael, Elisa, Jonas en Lot; elk hunnerverhieven Wij boven de volkeren.

87.

En van hun vaderen en hun kinderen en hunbroederen verkozen Wij enigen en leidden hen op het rechte pad.

88.

Dit is de leiding van Allah, Hij leidtdaarmede van Zijn dienaren, wie Hij wil. En, indien zij iets naastHem hadden aanbeden, zou voorzeker al hetgeen zij plachten te doen,verloren zijn gegaan.

89.

Dezen zijn het, wie Wij het Boek en deheerschappij en het profetenambt gaven. Maar nu dezen er ondankbaarvoor zijn, hebben Wij deze aan een volk toevertrouwd dat er nietondankbaar voor zal zijn.

90.

Dezen zijn het, die Allah juist heeft geleid;volgt daarom hun leiding. Zeg: “Ik vraag u er geen beloning voor.Dit is niets dan een vermaning aan alle volkeren.”

91.

En zij schatten de juiste waarde van Allahniet wanneer zij zeggen: “Allah heeft aan niemand iets geopenbaard.”Zeg: “Wie openbaarde het Boek dat Mozes bracht als licht en leidingvoor de mensen – dat gij op papieren schrijft, en bekend maakt,terwijl gij toch veel verbergt en (waardoor) aan u is onderwezen,hetgeen gij noch uw vaderen wisten?” – Zeg: “Allah”. Laat hen danmet rust om zich met hun ledig spel te vermaken.

92.

En dit Boek vol zegeningen, hebben Wijgeopenbaard, vervullende, hetgeen er aan voorafging, opdat gij demoeder der steden (Mekka) en wat er omheen is zoudt waarschuwen. Endegenen die in het Hiernamaals geloven, geloven er in en zij wakenover hun gebed.

93.

En wie is onrechtvaardiger dan hij die eenleugen over Allah uitdenkt of zegt: “Het is mij geopenbaard,”terwijl hem niets is geopenbaard en die zegt: “Ik zal ietsnederzenden dat gelijk is aan hetgeen Allah heeft nedergezonden?” O,kondet gij het waarnemen, wanneer de onrechtvaardigen in doodsstrijdzijn en de engelen hun handen uitstrekken, (zeggende): “Geeft uwzielen op. Deze dag zal u de straf der schande worden toegekend,voor hetgeen gij ten onrechte tegen Allah zeidet en omdat gij uhoogmoedig van Zijn tekenen afwenddet.

94.

Nu zijt gij een voor een tot Ons gekomenzoals Wij u eerst schiepen en gij hebt, hetgeen Wij u schonkenachter u gelaten en Wij zien de bemiddelaren, waarvan gij beweerdetdat zij deelgenoten waren in uw zaken, niet bij u. Voorzeker is nu(de band) tussen u afgesneden en hetgeen gij placht te beweren isverloren gegaan.

95.

Voorwaar, het is Allah die de graankorrel ende dadelpit doet uitspruiten. Hij brengt de levenden uit de dodenvoort en is de Voortbrenger van doden uit de levenden. Dat is Allah,waarheen wordt gij dan afgewend?

96.

Hij doet de dag aanbreken en Hij heeft denacht voor rust ingesteld en de zon en de maan voor het uitrekenen(der jaargetijden). Dat is de ordening van de Almachtige, deAlwetende.

97.

Hij is het, Die de sterren voor u heeftgemaakt, opdat gij daardoor de juiste richting in de duisternissenvan het land en van de zee moogt volgen. Wij hebben de tekenenuitgelegd aan een volk, dat kennis bezit.

98.

En Hij is het, Die u van uit een ziel heeftvoortgebracht en er is een verblijfplaats en een bewaarplaats vooru. Wij hebben de tekenen verklaard aan een volk dat begrijpt.

99.

En Hij is het, Die water uit de wolkennederzendt en daardoor elke soort van groei voortbrengt. En evenzobrengen Wij daarmee groen, waarvan Wij korenaren voortbrengen. En erkomen uit de scheden van de dadelpalm laaghangende trossen. En Wij(brengen er) wijngaarden en de olijf en de granaatappel (mee voort)van gelijke en ongelijke soort. Kijkt naar het fruit ervan, wanneerhet vrucht zet en naar het rijpen daarvan. Hierin zijn voorzekertekenen voor een volk dat (wil) geloven.

100.

En zij houden de djinn voor deelgenoten vanAllah ofschoon Hij dezen schiep; en zij dichten Hem, zonder kennis,zonen en dochters toe. Heilig is Hij en verheven boven hetgeen zijHem toeschrijven.

101.

Wondere Schepper der hemelen en der aarde.Hoe kan Hij een zoon hebben, wanneer Hij geen gemalin heeft? Hijheeft alles geschapen; en Hij is de Kenner van alle dingen.

102.

Zo is Allah, uw Heer. Er is geen God naastHem, (Hij is) de Schepper aller dingen, aanbidt Hem Want Hij is deVoogd over alles.

103.

Ogen kunnen Hem niet bereiken; maar Hijbereikt de ogen. Want Hij is de Ontastbare, de Alwetende.

104.

“Er zijn inderdaad bewijzen van uw Heer tot ugekomen, wie dus ziet het is voor hemzelf en wie blind wordt het istegen hemzelf. En ik ben geen bewaker over u.”

105.

En zo zetten Wij de tekenen uiteen, zodat zijzeggen: “Gij hebt het geleerd (van iemand)”, en opdat Wij het aaneen volk dat kennis heeft, mogen duidelijk maken.

106.

Volg, hetgeen u van uw Heer is geopenbaard:er is geen God naast Hem; en wend u van de afgodendienaren af.

107.

En als Allah had gewild, zouden zij geengoden hebben opgericht. Wij hebben u (de Profeet) geen bewaker overhen gemaakt, noch zijt gij voogd over hen.

108.

En scheldt degenen, die zij naast Allahaanroepen niet uit, anders zullen zij uit nijd in hun onwetendheidAllah uitschelden. Zo hebben Wij voor elk volk hun daden schoon doenschijnen. Dan zullen zij tot hun Heer terugkeren en Hij zal heninlichten over hetgeen zij plachten te doen.

109.

En zij zweren hun sterkste eden bij Allah,dat, indien er een teken tot hen zou komen, zij er gewis in zoudengeloven. Zeg: “Voorzeker, de tekenen zijn bij Allah.” En wat weetgij: Wanneer de tekenen komen, zullen zij stellig niet geloven.

110.

En Wij zullen hun hart en ogen in verwarringbrengen, omdat zij er voor de eerste keer niet in geloofden en Wijzullen hen in hun overtreding blindelings laten dwalen.

111.

En zelfs al zonden Wij engelen tot hen nederen al spraken de doden tot hen en Wij verzamelden voor hen alledingen van aangezicht tot aangezicht, zij zouden er niet in geloven,tenzij Allah dit wilde. Maar de meesten hunner gedragen zichonwetend.

112.

Op dezelfde wijze hebben Wij een vijand voorelke profeet gemaakt, bozen van onder de mensen en de djinn. Zijfluisteren elkander vergulde woorden in om te bedriegen – en als uwHeer had gewild, zouden zij het niet hebben gedaan; laat hen daarommet rust met hetgeen zij verzinnen.

113.

En opdat de harten dergenen die niet in hetHiernamaals geloven er zich toe neigen en zij er tevreden mee mogenzijn en dat zij mogen verdienen hetgeen zij willen verdienen.

114.

Zal ik als rechter iemand anders zoeken danAllah, terwijl Hij het is, Die u het Boek heeft nedergezonden datuitvoerig is verklaard? En degenen, wie Wij het Boek gaven weten dathet van uw Heer is nedergezonden met de waarheid; behoort daaromniet tot degenen die twijfelen.

115.

En het woord van uw Heer is in waarheid enrechtvaardigheid vervuld. Niemand kan Zijn woorden veranderen; Hijis de Alhorende, de Alwetende.

116.

En als gij het merendeel dergenen die opaarde zijn, volgt, zullen zij u van Allah’s weg doen afdwalen. Zijvolgen slechts vermoedens en zij doen niets dan gissen.

117.

Voorzeker, uw Heer weet het beste wie vanZijn weg afdwaalt en Hij kent degenen, die recht geleid zijn.

118.

Eet daarom van hetgeen waarover de naam vanAllah is uitgesproken als gij in Zijn tekenen gelooft.

119.

En welke reden hebt gij, dat gij niet vandatgene zoudt eten, waarover de naam van Allah is uitgesproken,terwijl Hij u reeds heeft uitgelegd wat Hij u heeft verboden, – metuitzondering van datgene waartoe gij gedwongen zijt. En voorzeker,velen misleiden door hun boze neigingen zonder kennis. Waarlijk, uwHeer kent de overtreders het beste.

120.

En schuwt openlijke, alsmede geheime zonden.Gewis, degenen die zonden begaan, zal voor hetgeen zij doen, wordenvergolden.

121.

En eet niet van hetgeen, waarover de naam vanAllah niet is uitgesproken, want dat is zeker ongehoorzaamheid. Ende bozen sporen hun vrienden aan opdat zij met u mogen redetwisten.Als gij hen gehoorzaamt zult gij inderdaad afgodendienaren zijn.

122.

Is hij, die dood was en wie Wij het levengaven en voor wie Wij een licht maakten waardoor hij onder de mensenwandelt, gelijk aan hem, wiens toestand zodanig is dat hij in deduisternissen verblijft waaruit hij niet kan wegkomen? Zo werd voorde ongelovigen schoonschijnend gemaakt hetgeen zij deden.

123.

En zo hebben Wij in elke stad de groten tothaar schuldigen gemaakt zodat zij er in samenspannen en zij smedenslechts tegen hun eigen ziel, maar zij bemerken het niet.

124.

En wanneer er tot hen een teken komt, zeggenzij: “Wij zullen niet geloven voordat ons hetzelfde is gegeven alshetgeen Allah’s boodschappers is gegeven.” Allah weet het beste waarZijn boodschapte plaatsen. Vernedering bij Allah en een strengestraf zal de overtreders voorzeker treffen, wegens hetgeen zijberamen.

125.

Wie Allah ook wenst te leiden, Hij verruimtzijn hart voor de Islam en wie Hij wenst te laten dwalen, zijn hartmaakt Hij eng en gesloten alsof hij een hoogte aan het beklimmenwas. Zo legt Allah degenen die niet geloven, onreinheid op.

126.

En dit is het rechtleidende pad van uw Heer.Wij hebben de tekenen inderdaad verduidelijkt voor een volk dat erlering uit wil trekken.

127.

Voor hen is het Huis van Vrede (het Paradijs)bij hun Heer en Hij is hun Vriend, wegens hetgeen zij doen.

128.

De Dag, waarop Hij hen allen tezamen zalverzamelen, (zal Hij zeggen): “O, gezelschap van djinn, gij hebt eengrote hoeveelheid mensen tot u getrokken.” En hun vrienden onder demensen zullen zeggen: “Onze Heer, wij hebben van elkandergeprofiteerd, maar nu hebben wij de termijn welke Gij voor ons hebtvastgesteld bereikt.” Hij zal zeggen: “Het Vuur is uw tehuis waaringij zult vertoeven, behalve wat Allah moge behagen.” Voorzeker, uwHeer is Alwijs, Alwetend.

129.

En op dezelfde wijze maken Wij sommigen deronrechtvaardigen tot vrienden voor de anderen, voor hetgeen zijverdienen.

130.

O, gezelschap van djinn en mensen. Kwamen erniet uit uw midden boodschappers tot u die u Mijn tekenen verhaaldenen die u voor de ontmoeting van deze Dag waarschuwden? Zij zullenzeggen: “Wij getuigen tegen onszelven.” Het wereldse leven bedrooghen. En zij zullen tegen zichzelf getuigen, dat zij ongelovigenwaren.

131.

Dit komt, omdat uw Heer de steden nietonrechtvaardig wilde vernietigen, terwijl de mensen er van onbewustwaren.

132.

En er zijn voor allen graden overeenkomstighetgeen zij doen en uw Heer is niet onopmerkzaam jegens hetgeen zijdoen.

133.

En uw Heer is Onafhankelijk, Barmhartig. Enals Hij het wil, kan Hij u wegnemen en u doen opvolgen wie Hij wil,zoals Hij u uit het nageslacht van andere mensen deed ontstaan.

134.

Hetgeen u is beloofd, zal voorzekergeschieden en gij kunt het niet voorkomen.

135.

Zeg: “O mijn volk, handel naar uw vermogen,ik handel ook. Gij zult weldra weten voor wie de uiteindelijkebeloning van het tehuis zal zijn.” Waarlijk de onrechtvaardigenslagen nooit.

136.

En zij hebben Allah een deel van de oogstenen van het vee aangewezen, dat Hij heeft voortgebracht en zijzeggen: “Dit is voor Allah en dit is voor onze goden,” zoals zij hetzich denken. Maar hetgeen voor hun afgoden is, bereikt Allah niet,terwijl hetgeen voor Allah is, hun afgoden wel bereikt. Slecht ishetgeen zij oordelen.

137.

Op dezelfde manier hebben voor velen derafgodendienaren hun afgoden het doden hunner kinderenschoonschijnend gemaakt, opdat zij hen mogen vernietigen enverwarring in hun godsdienst doen ontstaan. En als Allah het wilde,zouden zij dit niet hebben gedaan, laat hen daarom met rust methetgeen zij verzinnen.

138.

Zij zeggen: “Dit en dat vee en die en dieoogsten zijn verboden, niemand zal er van eten, dan wie het onsbelieft” – alzo beweren zij – en er is vee, welks ruggen verbodenzijn en er is vee, waarover zij de naam van Allah niet uitspreken enzij bedenken een leugen over Hem. Hij zal hen weldra vergelden,hetgeen zij verzinnen.

139.

En zij zeggen: “Hetgeen in de baarmoeders vandit en dat vee is, is uitsluitend voor onze mannen en is onzevrouwen verboden, maar als het dood geboren wordt hebben zij allener deel aan.” Hij zal hen naar hun bewering belonen. Voorzeker, Hijis Alwijs, Alwetend.

140.

Zij, die hun kinderen door gebrek aan kennisuit domheid doden en hetgeen, waarvan Allah hen heeft voorzien,onwettig maken, een leugen over Allah smedende, zijn inderdaadafgedwaald – noch kunnen zij recht geleid worden.

141.

Hij is het, Die tuinen doet ontstaan, wel ofniet gestut en de dadelpalm en de korenvelden, waarvan de vruchtenvan verschillende soorten zijn en de olijf en de granaatappel vangelijke en ongelijke soort. Eet de vruchten ervan wanneer zijvruchten dragen, maar betaalt op de dag van de oogst, wat Hemverschuldigd is en verkwist het niet. Voorzeker, Allah heeft deverkwisters niet lief.

142.

En Hij schiep onder het vee lastvee enslachtvee. Eet van hetgeen Allah u heeft voorzien en volgt devoetstappen van Satan niet. Voorzeker, hij is een openlijke vijandvoor u.

143.

Acht, in paren: Twee van de schapen en tweevan de geiten. Zeg: “Zijn het de twee mannelijke dieren, die Hijheeft verboden, of de twee vrouwelijke dieren, ofwel, hetgeen debaarmoeders der twee vrouwelijke dieren bevatten? Onderricht mij metzekerheid, indien gij waarachtig zijt.”

144.

En twee der kamelen en twee der runderen.Zeg: “Zijn het de twee mannelijke dieren die Hij heeft verboden ofde twee vrouwelijke dieren ofwel, hetgeen de baarmoeders der tweevrouwelijke dieren bevatten? Waart gij aanwezig toen Allah u ditoplegde? Wie is dan onrechtvaardiger dan hij die een leugen overAllah bedenkt om de mensen zonder kennis te doen dwalen?” Voorzeker,Allah leidt het onrechtvaardige volk niet.

145.

Zeg: “Ik vind in hetgeen mij is geopenbaardniets, dat een eter is verboden te eten, met uitzondering van hetgestorvene of vloeiend bloed of varkensvlees, want dit alles isonrein – of, wat in overtreding is, waarover een andere naam danAllah’s is aangeroepen. Maar wie door noodzaak wordt gedreven enniet begerig is noch de grens overschrijdt: uw Heer is dan voorzekerVergevensgezind, Genadevol.

146.

Wij verboden de Joden alle dieren die klauwenhebben en Wij verboden hun het vet van runderen, schapen en geiten,anders dan wat hun ruggen of hun ingewanden dragen of hetgeen meteen been is gemengd. Dit is de vergelding, welke Wij hun voor hunopstandigheid gaven. En Wij zijn voorzeker Waarachtig.

147.

En indien zij u verloochenen zeg: “Uw Heer isde Heer der alomvattende Barmhartigheid doch Zijn straf zal van hetschuldige volk niet worden afgewend.”

148.

Zij die afgoderij bedrijven, zullen zeggen:”Als Allah het had gewild hadden wij noch onze vaderen afgoderijbedreven, noch hadden wij iets onwettig verklaard.” Op dezelfdewijze loochenden ook zij die v��r hen waren, totdat zij Onze strafondergingen. Zeg: “Hebt gij enige kennis? Toont het ons dan. Gijvolgt niets dan vermoedens en gij doet niets dan liegen.”

149.

Zeg: “Van Allah is het afdoende bewijs. AlsHij had gewild zou Hij u zeker allen hebben geleid.”

150.

Zeg: “Brengt uw getuigen die getuigeniswillen afleggen, dat Allah dit heeft verboden.” Als zij getuigen,getuig niet met hen, noch volg de boze neigingen van degenen dieOnze tekenen verloochenen en van degenen, die niet in hetHiernamaals geloven en die medegoden aan hun Heer toeschrijven.

151.

Zeg: “Komt, ik zal u verkondigen, wat uw Heerheeft verboden;” n.l. dat gij iets met Hem vereenzelvigt en dat gijuw ouders niet goed behandelt en dat gij uw kinderen uit armoededoodt. – Wij zijn het, Die voor u en voor hen zorgen – en dat gijonbetamelijke daden hetzij openlijk of in het geheim begaat en datgij een ziel ten onrechte doodt die Allah heilig heeft verklaard.Dit is, hetgeen Hij u heeft bevolen, opdat gij moogt begrijpen.

152.

Beheert het eigendom van de wees, voordat hijvolwassen is, niet anders dan op de beste wijze. En geeft de vollemaat en het volle gewicht met rechtvaardigheid. Wij belasten geenziel boven haar vermogen. En leeft, wanneer gij spreekt,rechtvaardigheid na, zelfs wanneer het een bloedverwant betreft envervult het verbond van Allah. Dit is, hetgeen Hij u vermaant, opdatgij er lering uit moogt trekken.

153.

En dit is het rechte pad dat tot Mij leidt.Volgt het daarom en volgt geen andere wegen opdat zij u niet vanMijn weg afleiden. Hiertoe vermaant Hij u, opdat gij vroom moogtzijn.

154.

En Wij gaven Mozes het Boek, als voltooiingvan de gunst aan hem die goed wilde doen en een uitleg van alledingen en een leidraad en een barmhartigheid, opdat zij in deontmoeting van hun Heer mochten geloven.

155.

En dit is een Boek dat Wij hebbennedergezonden, vol van zegeningen. Volgt het daarom en hoedt u,opdat u barmhartigheid mag worden betoond.

156.

Opdat gij niet zoudt zeggen: “Het Boek wasalleen geopenbaard voor twee volkeren die v��r ons leefden, en wijwaren inderdaad met de inhoud er van onbekend.”

157.

Of ingeval gij zoudt zeggen: “Voorzeker, alsons het Boek was nedergezonden, zouden wij beter zijn geleid danzij.” Er is nu een duidelijk bewijs, leiding en barmhartigheid vanuw Heer tot u gekomen. Wie is onrechtvaardiger dan hij die detekenen van Allah verwerpt en er zich van afkeert? Wij zullendegenen, die zich van Onze tekenen afwenden met een vreselijke strafvergelden omdat zij zich hebben afgewend.

158.

Verwachten zij niets anders dan dat engelentot hen zouden komen, of dat hun Heer zou verschijnen of dat enigeder tekenen van uw Heer zouden plaatshebben? Op de dag, wanneerenige der tekenen van uw Heer zullen verschijnen, zal het gelovengeen ziel baten die voorheen niet geloofde noch iets goeds door haargeloof verdiende. Zeg: “Wacht, Wij wachten ook.”

159.

Degenen, die scheiding in hun godsdienstmaken en zich in secten verdelen – gij hebt met hen nietsuitstaande. Hun zaak rust in Allah’s handen dan zal Hij hen bekendmaken met hetgeen zij deden.

160.

Wie een goede daad verricht zal tienmaalzoveel ontvangen, maar wie een slechte daad verricht zal alleen eendaaraan gelijke vergelding ontvangen; hun zal geen onrecht wordenaangedaan.

161.

Zeg: “Wat mij betreft, mijn Heer heeft mij ophet rechte pad geleid – een goed geloof, de godsdienst van Abraham,de oprechte. En hij behoorde niet tot de afgodendienaren.”

162.

Zeg: “Mijn gebed en mijn offer, mijn leven enmijn dood zijn gewijd aan Allah, de Heer der Werelden.”

163.

“Hij heeft geen gelijken. Zo is mij bevolenen ik ben de eerste der Moslims.”

164.

Zeg: “Zal ik een andere Heer begeren buitenAllah, terwijl Hij de Heer aller dingen is?” En geen ziel handeltdan voor zichzelf alleen, noch draagt een lastdrager de last vananderen. Dan zal uw terugkeer tot uw Heer zijn en Hij zal uverklaren, waarover gij twisttet.

165.

En Hij is het, die u op aarde tot opvolgersmaakte en Hij heeft sommigen uwer in rang boven anderen verheven,opdat Hij u door hetgeen Hij u heeft gegeven, moge beproeven.Voorzeker, uw Heer is vlug in het straffen en voorzeker, Hij isVergevensgezind, Genadevol.