3. Het Huis van Imraan (Al-Imraan)

1.

Alif Laam Miem.

2.

Allah! Er is geen God, dan Hij, de Levende,de Zelfbestaande.

3.

Hij heeft u het Boek met de waarheidnedergezonden, vervullende, hetgeen er aan voorafgaat en Hij zondvoordien de Torah en het Evangelie als leiding voor het volk en Hijheeft het Verschil geopenbaard.

4.

Voorzeker, zij, die de tekenen van Allahverwerpen, zullen een strenge straf ontvangen; Allah is machtig, deHeer der Vergelding.

5.

Voorzeker, er is niets op aarde of in dehemelen voor Allah verborgern.

6.

Hij is het, Die u in de baarmoeder vormtzoals Hij wil; er is geen God dan Hij, de Almachtige, de Alwijze.

7.

Hij is het, Die u het Boek heeftnedergezonden; er zijn verzen in, die onoverdrachtelijk zijn, zijvormen de grondslag van het Boek, en er zijn andere (verzen), diezinnebeeldig zijn. Maar degenen in wier hart dwaling is, volgen die,welke zinnebeeldig (bedoeld) zijn en zoeken tweedracht en deverkeerde uitleg. En niemand kent de juiste uitleg dan Allah endegenen, die vast gegrondvest zijn in kennis, die zeggen: “Wijgeloven er in; het geheel is van onze Heer”; en niemand trekt erlering uit, dan zij, die begrip hebben.

8.

“Onze Heer, laat ons hart niet afdwalen nadatGij ons hebt geleid en schenk ons Uw barmhartigheid; waarlijk, Gijzijt de Milddadige.

9.

Onze Heer, Gij zijt het, Die de mensen zalverzamelen op de Dag, waaraan geen twijfel is; voorzeker, Allahbreekt de belofte niet.”

10.

Voorzeker zullen de bezittingen en kinderender ongelovigen hun tegen Allah in het geheel niet baten: dezenzullen brandstof voor het Vuur zijn,

11.

Op de wijze van Pharao’s volk en degenen, dieveer hen waren. Zij verloochenden Onze tekenen, dus strafte Allahhen voor hun zonden; Allah is streng in het straffen.

12.

Zeg tot de ongelovigen: “Gij zult wordenterneergeslagen en in de hel worden verzameld, dit is een kwaderustplaats.

13.

Voorzeker was er voor u een teken in de tweelegers die elkander ontmoetten, het ene leger vechtend voor de zaakvan Allah en het andere ongelovig, dezen zagen de anderen voor huneigen ogen dubbel zo talrijk als zijzelf. En Allah versterkt metZijn hulp, wie Hij wil. Daarin is zeker een les voor hen, die ogenhebben.

14.

Voor de mensen is de liefde tot begeertenschoonschijnend gemaakt, vrouwen, kinderen, stapels goud en zilver,raspaarden, vee en akkers. Dat is de voorziening van het leven dezerwereld, maar Allah is het, bij Wie het juiste einddoel ligt.

15.

Zeg: “Zal ik u over iets beters inlichten danover dit alles?” Voor degenen, die God vrezen, zijn er tuinen bijhun Heer, waar doorheen rivieren stromen; daar zullen zij vertoevenen voor hen zijn reine metgezellen, alsmede Allah’s welbehagen. EnAllah ziet Zijn dienaren.

16.

Hen die zeggen: “Onze Heer, voorzeker hebbenwij geloofd, vergeef ons daarom onze zonden en red ons van de strafvan het Vuur.”

17.

En de geduldigen, de waarachtigen, degehoorzamen en zij die wel doen en zij die vergiffenis vragen in demorgenstond.

18.

Allah getuigt, dat er geen God is dan Hij ende engelen en degenen, die kennis bezitten, getuigen dit eveneens,handhavende de rechtvaardigheid: er is geen God dan Hij, deAlmachtige, de Alwijze.

19.

Gewis, de ware godsdienst voor Allah is deIslam. En degenen, aan wie het Boek was gegeven, verschilden eerstonderling uit afgunst, nadat kennis tot hen was gekomen. En wie detekenen van Allah verwerpt, (wete) dat Allah vlug is in hetverrekenen.

20.

En zeg wanneer zij met u redetwisten: “Ik, endegenen die mij volgen hebben zich aan Allah onderworpen.” En zegtot degenen aan wie het Boek is gegeven en tot de onwetenden: “Hebtgij u onderworpen?” Als zij zich onderwerpen, dan zijn zij op derechte weg, maar indien zij zich afwenden, dan is uw plicht slechtsde duidelijke verkondiging ervan; en Allah ziet zijn dienaren.

21.

Voorzeker, degenen, die de tekenen van Allahverwerpen en de profeten ten onrechte doden en ook trachten demensen te doden welke tot rechtvaardigheid aanmanen, verkondig huneen pijnlijke straf.

22.

Dezen zijn het wier daden in deze wereld envoor het Hiernamaals verloren zijn gegaan; er zal geen hulp zijnvoor hen.

23.

Kent gij niet degenen, aan wie een gedeeltevan het Boek werd gegeven? Zij worden tot het Boek van Allahgeroepen, opdat het onder hen rechter zij; dan wendt zich eengedeelte hunner af terwijl zij afkerig zijn.

24.

Dat komt, doordat zij zeggen: “Het Vuur zalons slechts voor een luttel aantal dagen deren.” En wat zij plachtente verzinnen, heeft hen in hun godsdienst bedrogen.

25.

Hoe zal het dan zijn, wanneer Wij henverzamelen op de Dag, waarover geen twijfel bestaat en waarop elkeziel voor hetgeen zij verdient ten volle zal worden betaald en hungeen onrecht zal worden aangedaan.

26.

Zeg: “O, Allah, Heer van het Koninkrijk, Gijgeeft heerschappij aan wie Gij wilt en neemt terug van wie Gij wilt.Gij verheft, wie Gij wilt en vernedert, wie Gij wilt. Slechts in Uwhand is het goede. En Gij hebt macht over alle dingen.

27.

Gij doet de nacht in de dag overgaan en dedag in de nacht. En Gij brengt het levende uit het dode voort en Gijbrengt het dode uit het levende voort. En Gij geeft onbeperkt aanwie Gij wilt.”

28.

Laat de gelovigen geen ongelovigen alsvrienden verkiezen boven de gelovigen – en wie dat doet heeft geendeel aan Allah, tenzij gij u zorgvuldig voor hen hoedt. En Allahwaarschuwt u voor Hemzelf en tot Allah zullen allen wederkeren.

29.

Zeg: “Of gij dat wat in uw hart is verbergtof onthult, Allah weet het en Hij weet wat in de hemelen en op aardeis. Allah heeft de macht over alle dingen.

30.

(Gedenkt) de Dag, waarop iedere ziel zichgeplaatst zal vinden tegenover het goede dat zij heeft verricht enhet kwade dat zij heeft gedaan, dan zal zij wensen dat er een groteafstand ware tussen haar en het kwade. En Allah waarschuwt u voorHemzelf. En Allah is liefderijk jegens Zijn dienaren.

31.

Zeg: “Indien gij Allah liefhebt, volgt mij,Allah zal u liefhebben en uw zonden vergeven. Allah isVergevensgezind, Genadig.”

32.

Zeg: “Gehoorzaamt Allah en de boodschapper”,maar als zij zich afwenden, dan heeft Allah de ongelovigen nietlief.

33.

Allah verkoos Adam en Noach en denakomelingen van Abraham en de nakomelingen van Imraan boven devolkeren.

34.

Afstammelingen, de een van de ander. En Allahis Alhorend, Alwetend.

35.

Toen de vrouw van Imraan zeide: “Ik draag aanU op wat in mijn baarmoeder is, dat het vrij zal zijn (om U tedienen), aanvaard het van mij, Gij zijt gewis Alhorend, Alwetend.”

36.

Maar, toen zij er van verlost was, zeide zij:”Mijn Heer, ik ben verlost van een meisje.” – Allah wist het bestewat zij voortbracht. “En de man is niet gelijk aan de vrouw. En ikheb haar Maria genoemd en ik stel haar en haar nageslacht onder Uwbescherming tegen Satan, de verworpene.”

37.

Daarom nam haar Heer haar (Maria) metwelbehagen aan en deed haar goed opgroeien en vertrouwde haar aanZacharia toe. Telkens, wanneer Zacharia bij haar in de kamer ging,vond hij voedsel bij haar. Hij zeide: “O, Maria, waar hebt gij ditvandaan?” Zij antwoordde: “Het komt van Allah.” Voorzeker, Allahgeeft volop aan wie Hij wil.

38.

Toen bad Zacharia tot zijn Heer: “Mijn Heergeef mij een rein nageslacht; voorzeker, Gij verhoort het gebed.”

39.

En de engelen riepen tot hem, terwijl hij inde kamer stond te bidden: “Allah geeft u de blijde tijding overJohannes, die Allah’s woord zal vervullen – en hij zal edel, kuis eneen profeet onder de rechtvaardigen zijn.

40.

Hij zeide: “Heer, hoe zal er een zoon voormij zijn, waar ouderdom al over mij gekomen en mijn vrouwonvruchtbaar is?” Hij antwoordde: “Zo doet Allah, wat Hij wil.”

41.

Hij zeide: “Heer, geef mij een teken.” Hijantwoordde: “Uw teken zal zijn, dat gij drie dagen slechts doorgebaar tot de mensen zult spreken. Gedenk uw Heer vaak enverheerlijk Hem ‘s avonds en ‘s morgens.”

42.

Toen zeiden de engelen: “O, Maria, Allahheeft u uitverkoren en u gereinigd en u boven de vrouwen allervollkeren uitverkoren.”

43.

“O, Maria, wees uw Heer gehoorzaam en werp uneder en aanbid met degenen, die aanbidden.”

44.

Dit is een van de tijdingen van hetongeziene, die wij u openbaren. En gij waart niet bij hen toen zijlootten (om te zien), wie hunner de voogd van Maria zou zijn, nochwaart gij bij hen, toen zij met elkander redetwistten.

45.

Toen de engelen zeiden: “O, Maria, waarlijk,Allah geeft u blijde tijding door Zijn woord: Zijn naam zal zijn: deMessias, Jezus, zoon van Maria, geeerd in deze wereld en in devolgende en hij zal tot hen behoren die in Gods nabijheid zijn.

46.

En hij zal tot het volk spreken in de wieg enop middelbare leeftijd en hij zal een der rechtvaardigen zijn.”

47.

Zij zeide: “Heer, hoe zal ik een zoon hebben,daar geen man mij heeft benaderd?” Hij zeide: “Zo schept Allah, watHij wil. Wanneer Hij iets beslist, zegt Hij daartoe slechts: “Wees”en het wordt.

48.

“En Hij zal hem het Boek (de goddelijke Wet)en de Wijsheid en de Torah en het Evangelie onderwijzen.”

49.

En hij zal een boodschapper voor de kinderen Israels zijn. “Ik kom tot u met een teken van uw Heer; ik zal u uitklei de vorm van een vogel maken, dan adem ik daarin en hij zal eenvogel worden, door Allah’s gebod. En ik genees de blinden en demelaatsen en doe de doden herleven en ik deel u mede, wat gij zulteten en wat gij in uw huizen zult opslaan. Voorzeker, daarin is vooru een teken, indien gij gelovigen zijt.”

50.

Ik kom tot u met een teken van uw Heerbevestigende wat veer mij was, namelijk, de Torah en om u iets, vanwat u was verboden toe te staan; vreest daarom Allah en gehoorzaamtmij.

51.

Voorzeker, Allah is mijn Heer en uw Heer;aanbidt Hem daarom, dit is het rechte pad.”

52.

Toen Jezus hun (der Israelieten) ongeloofbemerkte, zeide hij: “Wie zullen mijn helpers zijn terwille vanAllah?” De discipelen antwoordden: “Wij zijn de helpers van Allah.Wij geloven in Allah. En getuigt gij dat wij Moslims zijn.”

53.

“Onze Heer, wij geloven in hetgeen Gij hebtgeopenbaard en volgen deze boodschapper. Schrijf ons onder hen diegetuigen.”

54.

En zij maakten plannen (tegen Jezus). Allahmaakte ook plannen (tegen hen), maar Allah voorziet het beste.

55.

Toen Allah zeide: “O, Jezus, ik zal u doensterven en u tot Mij; opheffen en u zuiveren van de ongelovigen enzal uw volgelingen tot de laatste dag over hen doen zegevieren die uniet geloven; dan zal uw terugkeer tot Mij zijn en Ik zal onder urechtspreken over datgeen waarin gij verschildet.

56.

Doch de ongelovigen zal Ik in deze wereld enin de volgende streng straffen en zij zullen geen helpers hebben.”

57.

De gelovigen die goede werken verrichten zalIk volle beloning toekennen. Maar Allah heeft de onrechtvaardigenniet lief.

58.

Dat is hetgeen Wij u van de tekenen en dewijze vermaning meedelen.

59.

Voorzeker, het geval van Jezus is bij Allahhetzelfde als dat van Adam. Hij (Allah) schiep hem uit stof enzeide: “Wees” en hij werd.

60.

De waarheid is van uw Heer, behoort daaromniet tot degenen, die twijfelen.

61.

Zou men nu met u over hem (Jezus)redetwisten, nadat de kennis tot u gekomen is, zeg dan: “Kom, laatons onze kinderen en uw kinderen en onze vrouwen en uw vrouwen enons volk en uw volk roepen; laat ons daarna vurig bidden en de vloekvan Allah roepen over degenen, die liegen.”

62.

Dit is voorzeker de ware uitleg, en er isgeen God dan Allah en waarlijk, Hij is de Almachtige, de Alwijze. v63. Doch indien zij zich afwenden, Allah kent de onheilstichterstoch goed.

63.

64. Zeg: “O, mensen van het Boek, komt toteen woord, waarin wij met elkander overeenstemmen: dat wij niemanddan Allah aanbidden en dat wij niets met Hem vereenzelvigen en datsommigen onzer geen anderen tot goden nemen, buiten Allah.” Maar,als zij zich afwenden, zegt dan: “Getuigt, dat wij Moslims zijn.”

64.

65. O, mensen van het Boek, waarom redetwistgij over Abraham, wanneer de Torah en het Evangelie eerst na hemwerden geopenbaard? Wilt gij dan niet begrijpen?

65.

66. Ziet, gij twist over hetgeen, waarvan gijkennis hebt. Waarom twist gij dan (eveneens) over hetgeen, waarvangij geen kennis hebt? Allah weet en gij weet niet.

66.

67. Abraham was noch een Jood, noch eenChristen, maar hij was een oprecht Moslim. En hij behoorde niet totde afgodendienaren.

67.

68. Voorzeker, zij die Abraham het dichtstnabijkomen, zijn degenen, die hem volgen; en deze profeet en degelovigen; en Allah is de Vriend der gelovigen.

68.

69. Een deel der mensen van het Boek zou ugaarne willen doen dwalen, maar zij doen niemand dwalen danzichzelf; en zij beseffen het niet.

69.

70. O, mensen van het Boek, waarom verwerptgij de tekenen van Allah terwijl gij er getuige van zijt?

70.

71. O, mensen van het Boek, waarom verwartgij de waarheid met de leugen en verbergt de waarheid tegen beterweten in?

71.

72. En een gedeelte der mensen van het Boekzegt: “Gelooft in hetgeen de gelovigen (Moslirns) is geopenbaard, inde vroege ochtendstond en verwerpt het aan het einde van de dag;misschien keren zij wel terug.”

72.

73. “En gelooft niet, behalve in hem, die uwgodsdienst belijdt. – Zeg: “Voorzeker, de ware leiding is Allah’sleiding – dat iemand zal worden gegeven, als aan u werd gegeven,anders zullen zij met u redetwisten bij uw Heer.” Zeg: “Genade is inAllah’s hand. Hij schenkt deze aan wie Hij wil”. En Allah isMilddadig, Alwetend.

73.

74. Hij geeft Zijn genade aan wie Hij wil.Allah is de Heer van grote genade.

74.

75. Onder de mensen van het Boek is hij, die,als gij hem een schat toevertrouwt, u deze zal teruggeven, en erzijn er onder, die, als gij hun een dinar toevertrouwt, deze nietaan u zullen teruggeven, tenzij gij er voortdurend om vraagt. Datkomt, omdat zij (de Joden) zeggen: “Wij zijn niet aansprakelijk voorde zaak van de ongeletterden.” Daarmede uiten zij tegen beter wetenin een leugen tegen Allah.

75.

76. Neen, maar wie zijn belofte vervult envreest – voorwaar, Allah heeft de godvrezenden lief.

76.

77. Die een geringe prijs (het wereldse) inruil nemen voor hun verbond met Allah en voor hun eed, voor dezen iser geen voordeel in het Hiernamaals en Allah zal niet tot henspreken, noch hen aanzien op de Dag des Oordeels, noch zal Hij henals rein beschouwen en er zal een smartelijke straf voor hen zijn.

77.

78. En voorzeker, onder hen zijn er, die huntong verdraaien, terwijl zij het Boek voordragen, opdat gij het vanhet Boek moogt achten, hoewel het niet van het Boek is. En zijzeggen: “Dit is van Allah,” ofschoon het niet van Allah is en zijuiten een leugen tegen Allah, tegen beter weten in.

78.

79. Het betaamt een mens niet, als Allah hemhet Boek en de macht en het profeetschap geeft, dat hij dan tot demensen zou zeggen: “Weest mijn dienaren buiten Allah”; maar(veeleer): “Weest aanbidders van de Heer, daar gij het Boekonderwijst en zelf bestudeert.”

79.

80. Noch zal hij u gebieden de engelen en deprofeten als goden te aanvaarden. Zou hij u ongeloof bevelen, nadatgij Moslims werd?

80.

81. En toen Allah met de profeten een verbondsloot, zeide Hij: “Voorwaar, Ik heb u het Boek en de Wijsheidgeschonken en daarna zal een boodschapper tot u komen, vervullendhetgeen bij u is, in hem zult gij geloven en hem zult gij helpen.”En Hij zeide: “Hebt gij bekrachtigd en daarmede Mijn verbondaanvaard?” Zij antwoordden: “Wij bekrachtigen het.” Hij zeide:”Getuigt dan en Ik ben met u onder de getuigen.”

81.

82. Maar die zich hierna terugtrekken, (zij)zijn voorzeker de overtreders.

82.

83. Zoeken zij een godsdienst anders, dan dievan Allah, terwijl al hetgeen in de hemelen en op aarde is zichwillens of onwillens aan Hem moet onderwerpen? En tot Hem zullen zijworden teruggebracht.

83.

84. Zeg: “Wij geloven in Allah en in hetgeenons werd geopenbaard en hetgeen werd geopenbaard aan Abraham,Isma�l, Iza�k, Jacob, en de stammen en hetgeen aan Mozes en Jezus ende profeten door hun Heer werd gegeven. Wij maken geen onderscheidtussen wie dan ook van hen. Aan Hem alleen onderwerpen wij ons.

84.

85. En wie een andere godsdienst zoekt dan deIslam, het zal van hem niet worden aanvaard en hij zal in hetHiernamaals onder de verliezers zijn.

85.

86. Hoe zal Allah een volk leiden, dat heeftverworpen, na te hebben geloofd, en de getuigenis te hebben afgelegddat de boodschapper waarachtig was en nadat de duidelijke bewijzentot hen waren gekomen? Allah leidt het onrechtvaardige volk niet.

86.

87. De vergelding van dezulken is slechts,dat de vloek van Allah, de engelen en de mensen, op hen rust.

87.

88. Zij zullen daaronder blijven. Hun strafzal niet worden verlicht, noch zal hun uitstel worden verleend.

88.

89. Behalve degenen die daarna berouw hebbenen zich verbeteren. Allah is voorzeker Vergevensgezind, Genadevol.

89.

90. Voorzeker, degenen die terugvallen na tehebben geloofd en dan in ongeloof toenemen: hun berouw zal nietworden aanvaard, dezen zijn de dwalenden.

90.

91. Degenen die ongelovig zijn en alsongelovigen sterven, van geen hunner zal een aarde vol goud wordenaanvaard als hij zich daarmede zou willen vrijkopen. Dezen zijn hetwie een smartelijke straf wacht en er zullen voor hen geen helperszijn.

91.

92. Gij zult stellig geen goedheid bereiken,tenzij gij mededeelt van hetgeen u lief is en wat gij ook besteedt.Allah weet dit eveneens.

92.

93. Alle voedsel was de kinderen Israelsgeoorloofd, uitgezonderd hetgeen Israel zichzelf verbood voordat deTorah was nedergezonden. Zeg: “Komt met de Torah en leest haar alsgij waarachtig zijt.”

93.

94. Degenen die hierna een leugen verzinnentegen Allah, zijn de onrechtvaardigen.

94.

95. Zeg: “Allah heeft de waarheid gesproken;volgt daarom de godsdienst van Abraham, de oprechte, hij behoordeniet tot de afgodendienaren.

95.

96. Voorzeker, het eerste huis dat voor demensheid bestemd werd, is dat te Bekka (Mekka) vol van zegeningen enals richtsnoer voor alle werelden.

96.

97. Daarin zijn duidelijke tekenen: het is deplaats van Abraham en wie het binnengaat is in vrede. En debedevaart naar het Huis is door Allah aan de mensen opgelegd die ereen weg naartoe kunnen vinden. En wie niet gelooft, Allah isvoorzeker Onafhankelijk van alle werelden.

97.

98. Zeg: “O, mensen van het Boek, waaromverwerpt gij de tekenen van Allah, terwijl Allah ziet hetgeen gijdoet?”

98.

99. Zeg: “O, mensen van het Boek waarom houdtgij de mensen af van het (rechte) pad van Allah en wenst gij hetkrom te maken, terwijl gij er getuige van zijt? Allah is nietonachtzaam over hetgeen gij doet.

99.

100. O gij die gelooft, als gij sommigenhunner wie het Boek is gegeven gehoorzaamt, zullen zij u weer totongelovigen maken, nadat gij hebt geloofd.

100.

101. Hoe kunt gij verwerpen, terwijl u detekenen van Allah worden voorgedragen en Zijn boodschapper onder uaan wezig is? En hij, die zich aan Allah vasthoudt, is inderdaadnaar het rechte pad geleid.

101.

102. O gij die gelooft, vreest Allah zoalshet behoort en sterft niet, tenzij gij Moslim zijt.

102.

103. En houdt u allen tezamen vast aan hetkoord van Allah en weest niet verdeeld en gedenkt de gunst vanAllah, die Hij u bewees toen gij vijanden waart en Hij uw hartenverenigde, zo werdt gij door Zijn gunst broeders en gij waart aan derand van een vuurput en Hij redde u er van. Zo legt Allah u Zijngeboden uit opdat gij zult worden geleid.

103.

104. En laat er een groep onder u zijn dietot goedheid aanspoort en tot rechtvaardigheid maant en het kwadeverbiedt; dezen zijn het die zullen slagen.

104.

105. En weest niet als degenen, die verdeeldwaren en van mening verschilden nadat de duidelijke bewijzen tot henwaren, gekomen. Voor hen zal er een zware straf zijn.

105.

106. Op den dag, waarop sommige gezichtenverlicht en andere gezichten verduisterd zullen zign. Wat henbetreft, wier gezicht verduisterd zal zijn: “Hebt gij verworpen,nadat gij hadt geloofd? Ondergaat dan de straf, omdat gij placht teverwerpen”.

106.

107. Maar degenen wier gezicht verlicht zalzijn, dezen zullen Allah’s barmhartigheid smaken; daarin zullen zijverblijven.

107.

108. Dit zijn de tekenen van Allah welke wiju naar waarheid voordragen; Allah wenst de werelden geen kwaad toe.

108.

109. En aan Allah behoort al hetgeen in dehemelen en al hetgeen op aarde is en tot Allah worden alle dingenteruggebracht.

109.

110. Gij (Moslims) zijt het beste volk datvoor de mensheid (ter lering) is verwekt; gij gebiedt wat goed is,verbiedt wat kwaad is en gelooft in Allah. En, indien de mensen vanhet Boek hadden geloofd, zou het zeker beter voor hen zijn geweest.Sommigen hunner zijn gelovigen, maar de meesten hunner zijnovertreders.

110.

111. Zij kunnen u niet schaden, alleen enigemoeilijkheid bezorgen en als zij tegen u vechten zullen zij uspoedig hun rug tonen. Dan zullen zij niet worden geholpen.

111.

112. Waar zij zich ook bevinden, worden zijdoor vernedering getroffen, tenzij zij een verbond met Allah of eenverbond met andere volkeren hebben. Zij keerden terug met Allah’stoorn en werden door armoede getroffen. Dat kwam, doordat zij detekenen van Allah verwierpen en de profeten onrechtvaardig doodden.Dat kwam, doordat zij ongehoorzaam waren en (zijn gebod) overtraden.

112.

113. Zij zijn niet allen gelijk. Onder demensen van het Boek is een oprechte groep, die het Woord van Allahin de uren van de nacht opzegt en zich met het gelaat ter aardewerpt.

113.

114. Zij geloven in Allah en de laatste Dagen gebieden het goede en verbieden het kwade en wedijveren metelkander in goede werken. Dezen behoren tot de rechtvaardigen.

114.

115. En het goede dat zij doen, zal nietworden ontkend en Allah kent de Godvrezenden.

115.

116. Voorzeker, degenen die verwerpen hunbezittingen noch kinderen zullen hun iets kunnen baten tegen Allahen dezen worden de bewoners van het Vuur. Zij zullen daarinverblijven.

116.

117. De gelijkenis van hetgeen zij voor hettegenwoordige leven besteden is als de wind, gepaard aan een hevigekoude, die de oogst treft van een volk, dat zichzelf onrecht heeftaangedaan en deze vernietigt. En Allah had hun geen onrechtaangedaan, maar zij doen zichzelf onrecht aan.

117.

118. O gij die gelooft, neemt buiten uw volkgeen ander tot intieme vrienden; zij zullen niet in gebreke blijvenu te benadelen. Zij houden van leedvermaak. Nijd laten zij blijkenen wat hun innerlijk verbergt is nog erger. Wij hebben u onzegeboden duidelijk gemaakt, indien gij ze wilt begrijpen.

118.

119. Ziet, gij hebt hen lief, maar zij hebbenu niet lief. En gij gelooft in het gehele Boek; wanneer zij uontmoeten zeggen zij: “Wij geloven.” maar wanneer zij alleen zijn,bijten zij op hun vingertoppen van razernij over u. Zeg: “Sterft inuw razernij.” Waarlijk, Allah weet goed wat in de harter is.

119.

120. Als u iets goeds overkomt verdriet hethen en als u iets kwaads overkomt verheugen zij zich er over. Maar,indien gij geduldig blijft en God vreest, zullen hun plannen u inhet geheel niet schaden; voorzeker, Allah weet hetgeen zij doen.

120.

121. Toen gij in de vroege morgen van uwhuisgezin wegtrokt om de gelovigen hun plaatsen voor het gevecht aante wijzen, – Allah is Alhorend, Alwetend. –

121.

122. Toen wilden twee uwer groepen lafheidtonen, hoewel Allah hun Vriend was. En in Allah behoren de gelovigente vertrouwen.

122.

123. En Allah had u reeds bij Badr geholpen,terwijl gij machteloos waart. Vreest daarom Allah, opdat gijdankbaar zult zijn.

123.

124. Toen gij tot de gelovigen zeidet: “Zalhet niet genoeg voor u zijn, dat uw Heer u met drie duizendnedergezonden engelen zal helpen?

124.

125. Ja, indien gij geduldig en rechtvaarditzijt en zij (de ongelovigen) u dadelijk in wilde vaart aanvallen,zal uw Heer u met vijf duizend nedergezonden engelen bijstaan.”

125.

126. En Allah heeft het alleen als blijdeboodschap voor u gemaakt om uw hart daardoor gerust te stellen enhulp komt slechts van Allah, de Almachtige, de Alwijze.

126.

127. Opdat Hij een deel der ongelovigen konafsnijden en hen vernederen, zodat zij onverrichter zake zoudenteruggaan.

127.

128. Gij hebt met de zaak niets uitstaande:Hij (Allah) moge Zich in barmhartigheid tot hen wenden of henstraffen, voorzeker zij zijn de boosdoeners.

128.

129. En aan Allah behoort al hetgeen in dehemelen en al hetgeen op aarde is. Hij vergeeft wie Hij wil en Hijstraft wie Hij wil en Allah is Vergevensgezind, Genadevol.

129.

130. O gij die gelooft, neemt geen rente,daar (deze) aanleiding geeft tot eindeloze vermeerdering (van bezit)en vreest Allah, opdat gij moogt slagen.

130.

131. En vreest het Vuur dat voor deongelovigen is bereid.

131.

132. En gehoorzaamt Allah en de boodschapper,zodat u barmhartigheid moge worden betoond.

132.

133. Wedijvert met elkaar in het vragen omvergiffenis van uw Heer en om het paradijs, welks uitgestrektheid dehemelen en de aarde is, bereid voor de godvrezenden,

133.

134. Zij, die in voorspoed en in tegenspoedwel doen en zij, die toorn onderdrukken en mensen vergeven; Allahheeft hen die goed doen, lief.

134.

135. En zij, die wanneer zij een slechte daadbegaan of zichzelf onrecht aandoen Allah gedenken en om vergiffenisvragen voor hun zonden – wie kan deze zonden vergeven buiten Allah?- en niet volharden in hun (slechte) daden tegen beter weten in,

135.

136. Dezen zijn het, wier loon vergiffenis isvan hun Heer; in tuinen waar doorheen rivieren stromen zullen zijvertoeven; hoe goed is het loon van degenen die werken.

136.

137. Voorzeker, veer u zijn verschillendevolkeren voorbijgegaan, reist daarom over de aarde en ziet, hoe heteinde was van degenen, die loochenden.

137.

138. Dit is een duidelijke verklaring voor demensen, een leiding en vermaning voor de godvrezenden.

138.

139. Verslapt noch treurt; gij zult zekeroverwinnaar worden, als gij gelovig blijft.

139.

140. Als gij (Moslims) letsel krijgt (in destrijd); dat volk (de tegenstander) is reeds een dergelijk letseloverkomen. Zulke dagen laten Wij onder de mensen wisselen, opdatAllah degenen, die geloven onderscheide en uit uw midden getuigen(martelaren) neme en Allah heeft de onrechtvaardigen niet lief.

140.

141. Opdat Allah de gelovigen moge louterenen de ongelovigen vernietigen.

141.

142. Denkt gij, dat gij het paradijs moogtbinnengaan, terwijl Allah degenen uwer die strijden en standvastigzijn nog niet heeft onderscheiden?

142.

143. En gij placht deze dood te wensenvoordat gij hem ontmoettet, nu hebt gij hem gezien en gij staart ernaar.

143.

144. En Mohammed is slechts een boodschapper.Waarlijk, alle boodschappers v��r hem zijn heengegaan. Zult gij udan op de hielen omkeren als hij sterft of gedood wordt? Hij, diezich omkeert zal aan Allah in het geheel geen schade berokkenen. EnAllah zal de dankbaren gewis belonen.

144.

145. Geen ziel kan sterven zonder Allah’stoestemming, daar de tijd is vastgesteld. En wie de beloning van detegenwoordige wereld wenst, zullen Wij er van geven; en wie debeloning van het Hiernamaals wenst, hem zullen Wij daar van geven enWij zullen de dankbaren gewis belonen.

145.

146. Er zijn vele profeten geweest aan wierzijden talrijke aanbidders van de Heer streden. Zij verslapten doorniets wat hen op de weg van Allah overkwam, noch verzwakten zij,noch vernederden zij zich. En Allah heeft de geduldigen lief.

146.

147. En hun woord was slechts: “Onze Heer,vergeef ons onze zonden en de buitensporigheden in ons gedrag enmaak ons standvastig en help ons tegen het ongelovige volk.”

147.

148. Daarom gaf Allah hun de beloning vandeze wereld, alsmede een goede beloning in de volgende en Allahheeft degenen die goeddoen, lief.

148.

149. O gij die gelooft, als gij deongelovigen gehoorzaamt, zullen zij u doen omkeren (op het goedepad); dan zult gij als verliezers terugkomen.

149.

150. Neen, Allah is uw Beschermer en Hij isde Beste der helpers.

150.

151. Wij zullen de harten der ongelovigen metontzag vervullen omdat zij aan Allah deelgenoten toeschrijvenwaarvoor Hij geen gezag heeft nedergezonden. Hun verblijfplaats ishet Vuur en slecht is de woning der overtreders.

151.

152. En Allah heeft Zijn belofte aan ugehouden, toen gij hen met Zijn verlof dooddet totdat gijonstandvastig werdt en het over het gebod onder elkander oneenswerdt en gij niet gehoorzaamdet, nadat Hij u hetgeen u behaagde hadlaten zien. Onder u waren er die deze tegenwoordige wereld begeerdenen er waren onder u die het Hiernamaals begeerden. Toen wendde Hij uvan hen af, opdat Hij u mocht beproeven; maar Hij heeft het uvergeven. Allah is Genadevol jegens de gelovigen.

152.

153. Toen gij wegvluchttet en naar niemandomzaagt, terwijl de boodschapper u van verre nariep, gaf Hij u smartop smart, opdat gij niet zoudt treuren over hetgeen was verloren,noch over hetgeen met u gebeurde. En Allah is goed op de hoogte vanhetgeen gij doet.

153.

154. Toen zond Hij na de smart een vredigesluimer over u neder, die een deel uwer overviel en het andere deelwas bezorgd over zichzelf, terwijl zij ten onrechte, over Allah degedachte der onwetendheid koesterden. Zij zeiden: “Hebben wij ietsmet de zaak uit te staan?” Zeg: “De zaak is geheel in Allah’shanden.” Zij verbergen in hun gedachten hetgeen zij niet aan uonthullen; zij zeggen: “Als de zaak in onze handen was geweestzouden wij hier niet hebben moeten vechten.” Zeg: “Indien gij in uwhuizen waart gebleven, zouden zij wie het strijden was bevolen,zeker naar de plaats waar zij zouden sterven, zijn gegaan, opdatAllah mocht beproeven wat in uw innerlijk was en louteren wat in uwhart was. Allah weet, wat in het innerlijk is.

154.

155. Voorzeker, diegenen onder u die op dedag waarop de twee scharen elkander ontmoetten, omkeerden, werdendoor Satan wegens hun daden aan het wankelen gebracht. Maar Allahheeft het hen vergeven. Voorwaar, Allah is Vergevensgezind,Verdraagzaam.

155.

156. O gij die gelooft, weest niet als deongelovigen die over hun broeders, wanneer zij door het land reizenof ten strijde trekken, zeggen: “Waren zij bij ons gebleven, zijzouden niet zijn gestorven of gedood; opdat Allah dit tot eenoorzaak van wroeging in hun (der ongelovigen) hart moge maken. Allahgeeft leven en veroorzaakt de dood; Allah ziet, wat gij doet.

156.

157. En als gij voor de zaak van Allah wordtgedood of sterft, zal Allah’s vergiffenis en barmhartigheid zekerbeter zijn, dan hetgeen zij bijeengaren.

157.

158. En indien gij sterft of gedood wordt,voorzeker, tot Allah zult gij worden teruggebracht.

158.

159. Door de barmhartigheid van Allah zijtgij (de Profeet) zachtmoedig jegens hen (gelovigen); als gij ruw enhardvochtig waart geweest zouden zij zich zeker uit uw omgevinghebben verwijderd. Vergeef hen daarom en vraag voor hen vergiffenisen raadpleeg hen in belangrijke zaken en wanneer gij vastbeslotenzijt, leg dan uw vertrouwen in Allah. Voorzeker, Allah heeft degenenlief die vertrouwen in Hem hebben.

159.

160. Als Allah u helpt, zal niemand uoverweldigen, maar als Hij u verlaat, wie is er dan die u buiten Hemkan helpen? In Allah zullen de gelovigen hun vertrouwen leggen.

160.

161. En het betaamt een profeet nietoneerlijk te handelen; wie oneerlijk handelt zal op de Dag derOpstanding zijn oneerlijke handelingen met zich meebrengen. Dan zaliedere ziel ten volle worden vergolden naar hetgeen zij verdiende, -toch zal hun geen onrecht worden aangedaan.

161.

162. Is hij die het behagen van Allah zoekten hij die de toorn van Allah tot zich trekt en wiens verblijfplaatsde hel is, gelijk? Deze (laatste) is een slechte bestemming.

162.

163. Zij hebben bij Allah graden en Allahziet wat zij doen.

163.

164. Voorwaar, Allah heeft de gelovigen eengunst bewezen, daar Hij een boodschapper uit hun midden opwekte, diehun Zijn tekenen verkondigt, hen loutert en hun het Boek en dewijsheid onderwijst, hoewel zij voordien duidelijk dwaalden.

164.

165. Wanneer u rampspoed overkomt – en gijhadt het dubbele er van aangedaan (aan uw vijanden) – zegt gij:”Vanwaar komt dit?” Zeg: “Het komt door uzelf.” Voorwaar, Allahheeft macht over alle dingen.

165.

166. En hetgeen u op de dag waarop de tweepartijen elkander ontmoetten, is overkomen, geschiedde met Allah’sverlof en dit was om de gelovigen te onderscheiden,

166.

167. En opdat Hij de huichelaars mocht doenonderkennen. En er werd tot hen gezegd: “Komt en vecht voor Allah’szaak en verdedigt u.” Zij zeiden: “Als wij wisten dat het vechtenwas, zouden wij u zeker hebben gevolgd.” Zij stonden op die dagdichter bij het ongeloof dan bij het geloof. Zij zeggen met hun mondwat niet in hun hart is. Doch Allah weet goed wat zij verbergen.

167.

168. Degenen, die omtrent hun broeders zeidenterwijl zij zelf achterbleven: “Als zij ons hadden gehoorzaamd,zouden zij niet zijn gedood.” Zeg: “Wendt dan de dood van uzelf af,als gij waarheid spreekt.”

168.

169. En denkt niet over degenen, die terwillevan Allah zijn gedood, als doden. Neen, zij zijn levend en bij hunHeer worden hun gaven geschonken.

169.

170. Jubelend, over hetgeen Allah hun vanZijn overvloed heeft gegeven, zich verblijdend over degenen dieachterbleven, en hen nog niet hebben ingehaald, dat er geen vreesover hen zal komen, noch dat zij zullen treuren.

170.

171. Zij verheugen zich over Allah’s gunst enZijn overvloed en dat Allah de beloning der gelovigen niet verlorendoet gaan.

171.

172. Degenen, die de roep van Allah en deboodschapper beantwoordden, nadat zij gewond waren – diegenenhunner, die goeddoen en rechtvaardig handelen, zullen een grotebeloning ontvangen.

172.

173. En toen de mensen tot hen zeiden: “Devolkeren hebben zich tegen u verzameld, vreest hen daarom,”vermeerderde dit hun geloof en zij antwoordden: “Allah is ons genoegen Hij is een uitstekende Beschermer.”

173.

174. Daarom keerden zij met de gunst engenade van Allah terug, geen kwaad had hen aangeraakt en zij volgdenAllah’s welbehagen; en Allah is de Heer van grote overvloed.

174.

175. Satan alleen maakt zijn vrienden bang:vreest dezen niet maar vreest Mij, als gij gelovigen zijt.

175.

176. En laat degenen, die vlug tot ongeloofvervallen, u niet verdrieten; voorzeker, zij kunnen Allah nietsaandoen. Allah wil hen aan het toekomstig leven geen deel doenhebben, er zal voor hen een strenge straf zijn.

176.

177. Waarlijk, degenen die het ongeloofhebben aanvaard in ruil voor het geloof, kunnen Allah niets aandoen;hen wacht een pijnlijke straf.

177.

178. En laat de ongelovigen niet denken dathet uitstel, dat Wij hun geven, goed voor hen is; Wij geven hunslechts uitstel, zodat zij in zonde toenemen; er zal voor hen eenvernederende straf zijn.

178.

179. Allah is niet zo dat Hij de gelovigen inde toestand laat waarin zij verkeren, totdat Hij de kwaden van degoeden scheidt, noch is Allah zo, dat Hij u het ongeziene bekendmaakt. Maar Allah kiest tot Zijn boodschappers, wie Hij wil. Gelooftdaarom in Allah en Zijn boodschappers. Als gij gelooft enrechtvaardig zijt, zal er een grote beloning voor u zijn.

179.

180. En laat degenen, die gierig zijn, tenopzichte van wat Allah hun van Zijn overvloed heeft gegeven, nietdenken, dat het goed voor hen is, neen, het is slecht voor hen.Hetgene, waarmee zij gierig zijn zal op de Dag der Opstanding alseen halsband om hun nek worden gelegd. En aan Allah behoort heterfdeel der hemelen en der aarde en Allah is goed op de hoogte vanhetgeen gij doet.

180.

181. En voorzeker, Allah heeft de uitinggehoord van degenen, die zeiden: “Allah is arm en wij zijn rijk.”Wij zullen hetgeen zij hebben gezegd en hun pogingen om de profetenonrechtvaardig te doden, optekenen en Wij zullen zeggen: “Ondergaatde straf van het branden.”

181.

182. Dit is hetgeen gij hebt verdiend: Allahis in het geheel niet onrechtvaardig jegens zijn dienaren.

182.

183. En degenen, die zeggen: “Allah heeft onsopgedragen in geen boodschapper te geloven, voordat deze ons eenoffer brengt dat door het vuur wordt verteerd”, zeg hun: “Er zijnreeds veer mij boodschappers tot u gekomen met duidelijke tekenen enmet hetgeen, waarover gij spreekt. Waarom trachttet gij hen dan tedoden, als gij eerlijk zijt?”

183.

184. En wanneer men u (de profeet)verloochent, (weet dan) dat er eveneens boodschappers veer uverloochend werden die met duidelijke tekenen en geschriften en hetstralende Boek kwamen.

184.

185. Elke ziel zal de dood ondergaan. Envoorzeker zal u op de Dag der Opstanding uw beloning ten volleworden uitbetaald. Wie daarom van het Vuur wordt verwijderd en deHemel binnengelaten, heeft inderdaad zijn doel bereikt. Het levendezer wereld is niets dan een middel tot bedrog.

185.

186. Gij zult zeker worden beproefd in uwbezittingen en in uzelf en gij zult gewis vele pijnlijke dingenhoren van degenen, aan wie het Boek was gegeven veer u en vandegenen, die afgoderij bedrijven. Maar als gij geduldig blijft enrechtvaardig handelt, dat is waarlijk een zaak van vastberadenheid.

186.

187. En toen Allah een verbond sloot metdegenen, die het Boek gegeven was, zeide Hij: “Gij zult dit aan demensen bekend maken en het niet verbergen.” Maar zij verwaarloosdendat voor luttel gewin. Kwaad was hetgeen zij in ruil namen.

187.

188. Degenen die juichen over hetgeen zijhebben gedaan en gaarne worden geroemd voor hetgene zij niet deden,denkt niet, dat zij veilig zijn voor straf. Er wacht hen eenpijnlijke kastijding.

188.

189. En aan Allah behoort het koninkrijk derhemelen en der aarde en Allah heeft macht over alle dingen.

189.

190. Er zijn voorzeker in de schepping derhemelen en der aarde en in de wisseling van dag en nacht tekenenvoor mensen van begrip.

190.

191. Zij die staande, zittende en op hunzijden liggende Ailah gedenken, en nadenken over de schepping derhemelen en der aarde, zeggende: “Onze Heer, Gij hebt dit niettevergeefs geschapen; neen, heilig zijt Gij; red ons daarom van destraf van het Vuur.

191.

192. Onze Heer, wie Gij het Vuur doet ingaan,hem hebt Gij voorzeker vernederd. En de onrechtvaardigen zullen geenhelper vinden.

192.

193. Onze Heer, wij hebben een predikergehoord, die opriep tot het geloof: ‘Gelooft in de Heer’ en wijhebben geloofd. Onze Heer, vergeef ons daarom onze zonden en bedekonze zwakheden en doe ons sterven met de rechtvaardigen.

193.

194. Onze Heer, schenk ons hetgeen Gij onsdoor Uw boodschappers hebt beloofd en verneder ons niet op de Dagder Opstanding. Voorzeker, Gij breekt de belofte niet.”

194.

195. En hun Heer verhoorde hen, zeggende: “Ikzal het werk van iedere werker onder u, hetzij man of vrouw, nietverloren doen gaan. – Gij behoort tot elkander. – En Ik zal van hen,die hun land verlieten en van hun huizen zijn verjaagd en voor Mijnzaak zign vervolgd en die hebben gevochten en zijn gedood, de foutenzeker bedekken en zal hen tuinen doen binnengaan, waar doorheenrivieren stromen: een beloning van Allah en bij Allah is de bestebeloning.”

195.

196. Laat de bewegingen der ongelovigen inhet land u niet bedriegen.

196.

197. Het is een gering voordeel voor hen;daarna zal de hel hun tehuis zijn en slecht is deze rustplaats.

197.

198. Maar zij, die hun Heer vrezen, zullentuinen hebben, waar doorheen rivieren stromen, daarin zullen zijvertoeven als onthaal van Allah. En hetgeen bij Allah is, is voor derechtvaardigen beter.

198.

199. En voorzeker, onder de mensen van hetBoek zijn er, die in Allah en in hetgeen u is geopenbaard en inhetgeen tot hen was neergedaald, geloven, zich voor Allahverootmoedigend. Zij ruilen de tekenen van Allah niet in voor eengeringe prijs. Dezen zijn het, die hun beloning bij hun Heer zullenontvangen. Voorzeker, Allah is vlug in het verrekenen.

199.

200. O, gij die gelooft, blijft geduldig enspoort anderen aan volhardend te zijn en blijft op uw hoede envreest Allah, opdat gij zult slagen.