2. De Koe (Al-Baqarah)

1.

Alif Laam Miem.

2.

Dit is een volmaakt Boek, daaraan is geentwijfel, een richtsnoer voor de godvrezenden.

3.

Die in het onzienlijke geloven en het gebedhouden en die weldoen met hetgeen Wij hun hebben geschonken.

4.

En die geloven in hetgeen u is geopenbaard enin hetgeen veer u is geopenbaard, en een standvastig vertrouwenhebben in dat wat komen zal.

5.

Zij zijn het, die de leiding van hun Heervolgen en dezen zullen slagen.

6.

Zeker, zij die (de Waarheid) verwerpen, hetis hun om het even, of gij hen waarschuwt, of dat gij hen nietwaarschuwt – zij zullen niet geloven.

7.

Allah heeft hun hart en oren verzegeld enover hun ogen is een sluier; hun wacht een zware straf.

8.

En er zijn mensen, die zeggen: “Wij gelovenin Allah en in de laatste Dag, hoewel zij geen gelovigen zijn.”

9.

Zij trachten Allah en de gelovigen tebedriegen, zij misleiden echter niemand dan zichzelf en zij beseffenhet niet.

10.

Er is een ziekte in hun hart en Allah heeftdie ziekte verergerd; er wacht hun een pijnlijke straf, omdat zijplachten te liegen.

11.

Wanneer hun wordt gezegd: “Richt geen onheilop aarde aan” dan zeggen zij: “Wij zijn slechts vredestichters”.

12.

Pas op! Voorzeker zij zijn het die onheilstichten, doch zij beseffen het niet.

13.

En wanneer hun wordt gezegd: “Gelooft, zoalsandere mensen geloven”, zeggen zij: “Zullen wij geloven, zoals dedwazen hebben geloofd?” Ziet toe! Zij zijn het die dwaas zijn, dochzij weten het niet.

14.

En wanneer zij de gelovigen ontmoeten, zeggenzij: “Wij geloven”, doch wanneer zij naar hun leiders gaan, zeggenzij: “Wij zijn waarlijk met u, wij spotten slechts (met hen).”

15.

Allah zal hun spotternij bestraffen en Hijzal hen blindelings in hun overtreding verder laten afdwalen.

16.

Zij zijn het die dwaling hebben aanvaard inruil voor de rechte weg, maar hun handelwijze heeft hun geen gewingebracht, noch konden zij worden geleid.

17.

Hun toestand is als de toestand van iemanddie een vuur ontstak en toen het zijn omgeving verlichtte, nam Allahhun licht weg en liet hen in diepe duisternis, zodat zij niet meerzien.

18.

Doof, stom en blind, derhalve keren zij nietterug;

19.

Of, (dat zij) bij zware regen uit de hemelwaarmede dichte duisternis, donder en bliksem komt, uit doodsangsthun vingers in de oren steken vanwege de donderslagen. Allah omringtde ongelovigen.

20.

Bijna beneemt het bliksemlicht hun hetgezichtsvermogen; telkens als het hen beschijnt, wandelen zijdaarin, maar wordt het weder donker, dan staan zij stil. En, zoAllah het wilde, zou Hij hun het gehoor en het gezicht kunnenontnemen, waarlijk, Allah heeft macht over alle dingen.

21.

O gij mensen, aanbidt uw Heer, die u endegenen, die veer u waren, schiep – opdat gij behouden zult worden.

22.

Die u de aarde tot een legerstede maakte ende hemel tot een gewelf en Die water van de wolken deed nederkomenen daardoor vruchten voortbracht, als voedsel voor u. Plaatstderhalve geen gelijken nevens Allah, tegen beter weten in.

23.

En, indien gij in twijfel zijt omtrenthetgeen Wij aan Onze dienaar hebben geopenbaard, probeert dan eendergelijk hoofdstuk voort te brengen en roept uw helpers buitenAllah, als gij waarachtig zijt.

24.

Doch, indien gij het niet kunt doen – en gijzult het nimmer kunnen doen – wacht u dan voor het Vuur, dat voor deongelovigen is bereid, welks brandstof mensen en stenen zign.

25.

En verkondig aan degenen, die geloven engoede werken doen de blijde tijding, dat er tuinen (het paradijs)voor hen zijn, waardoorheen rivieren vloeien. Telkens, wanneer hunvan de vruchten hieruit wordt geschonken, zullen zij zeggen:”Ziehier, hetgeen ons reeds voorheen werd gegeven”; en hun werd hetsoortgelijke gegeven. En zij zullen er reine metgezellen hebben enzij zullen er vertoeven.

26.

Waarlijk, Allah acht het niet beneden zich,een mug of iets nog kleiners als gelijkenis te stellen. Zij diegeloven weten, dat dit de Waarheid van hun Heer is, terwijl degenen,die niet geloven, zeggen:”Wat bedoelt Allah met zulk een voorbeeld?”Velen laat Hij daardoor dwalen en velen leidt Hij daardoor terecht -en niemand laat Hij daarmede dwalen, dan de ongehoorzamen,

27.

Die het verbond met Allah breken na debekrachtiging er van en datgene, wat Allah gebood te verenigen,scheiden en die onheil op aarde stichten, dezen zijn de verliezers.

28.

Hoe kunt gij Allah verwerpen, terwijl gijlevenloos waart en Hij u leven schonk? Hij zal u doen sterven endaarna zal Hij u doen herleven en dan zult gij tot Hem wordenteruggebracht.

29.

Hij is het, Die alles, wat op aarde is, vooru schiep: daarna wendde Hij Zich tot de hemel en vervolmaakte dezetot zeven hemelen, want Hij heeft kennis van alle dingen.

30.

En toen uw Heer tot de engelen zeide: “Ik wileen stedehouder op aarde plaatsen,” zeiden zij: “Wilt Gij er iemandplaatsen die er onheil zal stichten en bloed zal vergieten, terwijlwij U verheerlijken met de lof die U toekomt en Uw Heiligheidprijzen,” antwoordde Hij: “Ik weet wat gij niet weet.”

31.

En Hij leerde Adam al de namen. Dan plaatsteHij (de voorwerpen dezer) namen voor de engelen en zeide: “Noemt Mijhun namen, indien gij in uw recht staat.”

32.

Zij zeiden: “Heilig zijt Gij. Wij bezittengeen kennis, buiten hetgeen Gij ons hebt geleerd; waarlijk, Gij zijtde Alwetende, de Alwijze.

33.

Hij zeide: “O, Adam, zeg hun de namen vandeze dingen”, en toen hij de namen had genoemd, zeide Hij: “Zeide Iku niet: Waarlijk Ik ken de geheimen der hemelen en der aarde en Ikweet, wat gij onthult en wat gij verbergt?”

34.

En toen Wij tot de engelen zeiden:”Onderwerpt u aan Adam”, onderwierpen zich allen, behalve Iblies.Hij weigerde, hij was hoogmoedig. Hij behoorde tot de ongelovigen.

35.

En Wij zeiden: “O Adam, verblijf gij met uwgade in de tuin en eet overvloedig, waar gij ook wilt, doch naderdeze boom niet, anders zult gij tot de zondaren behoren.”

36.

Doch door middel van de boom verleidde Satanhen beiden en dreef hen uit de staat waarin zij zich bevonden. EnWij zeiden: “Gaat heen – gij zijt elkander vijandig. Er zal op aardeeen tijdelijke woonplaats en levensonderhoud voor u zijn.”

37.

Toen leerde Adam enkele woorden van zijnHeer. Zo schonk Hij hem vergiffenis; gewis Hij is Berouwaanvaardend,Genadevol.

38.

Wij zeiden: “Gaat allen weg van hier. En,indien er leiding van Mij tot u komt, zullen zij, die Mijn leidingvolgen, vrees noch droefheid kennen.

39.

Doch zij, die niet geloven en Onze tekenenverloochenen, zullen de bewoners van het Vuur zijn; zij zullendaarin verblijven.

40.

“O kinderen Isra�ls! Gedenkt Mijn gunsten,welke Ik u bewees en weest getrouw aan Mijn verbond. Ik zal Mijnverbond met u houden en Mij alleen zult gij vrezen.

41.

En gelooft in hetgeen Ik heb geopenbaard,vervullende datgene, wat gij reeds bezit en weest niet de eersten,die het verwerpen; verruilt evenmin mijn tekenen voor geringe prijsen zoekt bescherming in Mij alleen.

42.

En verwart de waarheid niet met deonwaarheid, noch verbergt de waarheid tegen beter weten in.

43.

En houdt het gebed en betaalt de Zakaat enbidt met hen, die bidden.

44.

Beveelt gij de mensen het goede te doen envergeet daarbij u zelf, hoewel gij het Boek leest? Wilt gij dan nietbegrijpen?

45.

Zoekt hulp door geduld en gebed; dit isinderdaad moeilijk, behalve voor de ootmoedigen,

46.

Die er zeker van zijn, dat zij hun Heerzullen ontmoeten en dat zij tot Hem zullen wederkeren.

47.

O kinderen Israels! Gedenkt Mijn gunsten, dieIk u bewees, dat Ik u boven de volkeren verhief.

48.

En vreest de Dag, dat de ene ziel de andereniet zal kunnen helpen, waarop voor haar noch voorspraak zal wordenaanvaard, noch een losprijs zal worden aangenomen, noch zij zullenworden geholpen.

49.

En toen Wij u redden van Pharao’s volk, dat umet bittere marteling kwelde, Uw zonen dodend en uw vrouwen sparend;hierin was voor u een zware beproeving van uw Heer.

50.

En toen Wij de zee voor u spleten en u reddenen Pharao’s volk lieten verdrinken, terwijl gij toezaagt.

51.

En toen Wij met Mozes een tijd afspraken vanveertig nachten; toen naamt gij in zijn afwezigheid het kalf, (omhet te aanbidden) en gij werdt overtreders.

52.

Daarna vergaven Wij u, opdat gij dankbaarzoudt zijn.

53.

En toen gaven Wij Mozes het Boek en hetoordeel des onderscheids, opdat gij recht geleid zoudt worden.

54.

En toen Mozes tot zijn volk zeide: “O mijnvolk, gij hebt uzelf onrecht aangedaan door het kalf te aanvaarden:derhalve keert terug tot Uw Schepper en doodt uw eigen ik, dat ishet beste voor u in het oog van uw Schepper”. Daarna wendde Hij zichgenadig tot u. Voorzeker, Hij is Berouwaanvaardend, Genadevol.

55.

En toen gij zeidet: “O Mozes, wij zullen ugeenszins geloven, totdat wij Allah van aangezicht tot aangezichtzien”, toen trof u een donderslag, terwijl gij toezaagt.

56.

Toen deden Wij u verrijzen na uw dood, opdatgij dankbaar zoudt zijn.

57.

En Wij deden de wolken een schaduw over uzign en zonden u manna en kwartels, (zeggende): “Eet van de goededingen, waarmede Wij u hebben voorzien.” Zij schaadden Ons niet,maar zij plachten hun eigen ziel te schaden.

58.

En toen Wij zeiden: “Gaat in deze stad en eeter overvloedig, waar gij ook wilt; treedt de poort onderdanig binnenen vraagt om vergiffenis. Wij zullen u uw fouten vergeven en Wijzullen meer geven aan degenen, die goed doen.”

59.

Maar de onrechtvaardigen vervingen het woorddoor een ander, dat niet tegen hen gesproken was. Daarom zonden Wijover de onrechtvaardigen een grote straf vanuit de hemel, omdat zijplachten te overtreden.

60.

En toen Mozes om water voor zijn volk badzeiden Wij: “Sla op de rots met uw staf” en er ontsprongen twaalfbronnen aan, waardoor elke stam zijn drinkplaats kende. Eet endrinkt van wat Allah heeft voortgebracht en wandelt niet op aarde,onheil stichtende.

61.

En toen gij zeidet: “O Mozes, wij verdragenniet langer een soort voedsel, bid daarom voor ons tot uw Heer, datHij van hetgeen op aarde groeit – groenten en komkommers en tarwe enlinzen en uien – voor ons voortbrenge,” zeide Hij: “Zoudt gijhetgeen minderwaardig is in ruil willen nemen voor hetgeen beter is?Gaat naar een stad, daar zult gij vinden, waarom gij vraagt.” En zijkwamen in vernedering en arrmoede en brachten Allah’s toorn overzich; dit kwam, omdat zij de tekenen van Allah verwierpen en deprofeten onrechtvaardig doodden, want zij waren ongehoorzaam entelkens weer in overtreding.

62.

Voorzeker, de gelovigen, de Joden, deChristenen en de Sabianen – wie onder hen ook in Allah en de laatsteDag geloven en goede daden verrichten, zullen hun beloning bij hunHeer ontvangen en er zal geen vrees over hen komen, noch zullen zijtreuren.

63.

En toen Wij een verbond met u aangingen en deberg hoog boven u verhieven, zeiden Wij: “Houdt vast, wat Wij uhebben gegeven en bedenkt wat het bevat, zodat gij behoed zultworden.”

64.

Maar gij wenddet u af en, had Allah u Zijngenade en barmhartigheid niet betoond, dan zoudt gij zeker zijnondergegaan.

65.

Gij hebt degenen onder u gekend, die inzakede Sabbath overtraden. Alzo zeiden Wij tot hen: “Weest verachteapen.”

66.

Zo maakten Wij hen tot een voorbeeld voor hendie in die tijd leefden en voor degenen, die na hen kwamen en toteen les voor de godvrezenden.

67.

En toen Mozes tot zijn volk zeide: “Waarlijk,Allah gebiedt u, een koe te slachten”, zeiden zij: “Drijft gij despot met ons?” Hij zeide: “Ik zoek toevlucht bij Allah, om niet totde onwetenden te behoren.”

68.

Zij zeiden: “Bid voor ons tot uw Heer, opdatHij het ons duidelijk make, wat voor een koe dit moet zijn.” Hijantwoordde: “Hij zegt, dat het een koe moet zijn, noch oud, nochjong, volwassen, tussen beide in – doet nu, wat u geboden is.”

69.

Zij zeiden: “Bid voor ons tot uw Heer, datHij het ons duidelijk make, welke kleur zij heeft” Hij antwoordde:”Hij zegt, dat het een gele koe is met een diepe kleur, aangenaamvoor hen, die haar zien.”

70.

Zij zeiden: “Bid voor ons tot uw Heer, datHij ons mededele, hoe zij is, want al zulke koeien zien er voor onsgelijk uit; en als Allah het wil, zullen wij juist worden geleid.”

71.

Hij antwoordde: “Hij zegt, dat het een koeis, die nog nooit afgericht is geweest, om de aarde te beploegen, ofde akkers te bevloeien, een koe, gaaf en vlekkeloos.” Zij zeiden:”Nu hebt gij het precies gezegd.” Toen slachtten zij haar, dochliever hadden zij het niet gedaan.

72.

En toen gij trachttet een mens te doden enonder elkander er over twisttet, was Allah de onthuller van wat gijverborgen hieldt.

73.

Toen zeiden Wij: “Treft hem (de moordenaar)voor een gedeelte van het vergrijp tegen hem (de gedode)”. Aldusgeeft Allah leven aan de doden en toont u Zijn tekenen, opdat gijzult begrijpen.

74.

Daarna verhardde zich uw hart. Zij zijn alsstenen, of nog harder, want er zijn stenen, waaruit stromenontspringen en er zijn er zeker, die splijten en er vloeit wateruit. En sommige zijn er die uit vrees voor Allah neervallen. EnAllah is niet achteloos, ten opzichte van wat gij doet.

75.

Verwacht gij, dat zij u zullen geloven,terwijl een aantal hunner het woord van Allah heeft vernomen en hetverdraait, nadat zij het hebben begrepen, tegen beter weten in.

76.

Wanneer zij de gelovigen ontmoeten zeggenzij: “Wij geloven” en wanneer zij onder elkander zijn zeggen zij:”Verhaalt gij hun, wat Allah u heeft geopenbaard, zodat zij daardoormet u kunnen redetwisten voor uw Heer.” Wilt gij dan niet begrijpen?

77.

Begrijpen zij dan niet, dat Allah weet, watzij verbergen en wat zij openbaar maken?

78.

En sommigen hunner zijn ongeletterd; zijweten niets van het Boek, maar hebben hun valse denkbeelden: zijvermoeden slechts.

79.

Wee daarom degenen, die een boek met huneigen handen schrijven en dan zeggen: “Dit is van Allah”, opdat zijer een onwaardige prijs voor kunnen nemen. Wee hun dan, voor hetgeenhun handen schrijven en wee hun voor hetgeen zij verdienen.

80.

En zij zeggen: “Het Vuur zal ons slechts vooreen klein aantal dagen deren”. Vraag hun: “Hebt gij dan een woordvan Allah verkregen? Dan zal Allah Zijn belofte nooit breken. Ofzegt gij iets over Allah, dat gij niet weet?

81.

Voorzeker, die kwaad doet en door zijn zondenis omringd – zij zijn de bewoners van het Vuur; daarin zullen zijverblijven.

82.

Maar zij, die geloven en goede werken doen, -zij zijn de bewoners van de Hemel, daarin zullen zij verblijven.

83.

En toen Wij een verbond sloten met dekinderen Israels, zeiden Wij, dat gij niemand zult aanbidden, danAllah alleen en dat gij goed zult zijn voor uw ouders, uw verwanten,de wezen en de armen; spreekt goed tegen de mensen en houdt hetgebed en geeft de Zakaat. Doch gij wenddet u af, – behalve weinigenonder u, en gij zijt afkerig.

84.

En toen Wij een verbond met u sloten: “Gijzult uw bloed niet vergieten noch uw volk uit hun huizenverdrijven”, toen hebt Gij dit bekrachtigd en gij waart er getuigevan.

85.

Toch zijt gij het volk, dat uw eigen broedersdoodt en een gedeelte van uw volk uit hun huizen verdrijft, elkaartegen hen helpende in zonde en overtreding. En, indien zij alsgevangenen tot u terugkomen, koopt gij hen vrij, terwijl juist hunverdrijving voor u verboden was. Gelooft gij dan slechts in eengedeelte van het Boek en verwerpt gij een ander gedeelte? Er is geenbeloning voor degenen uwer, die zulks doen, behalve schande in ditleven; en op de Dag van Opstanding zullen zij de strengstekastijding moeten ondergaan, want Allah is niet onachtzaambetreffende hetgeen gij doet.

86.

Dezen zijn het, die het Hiernamaals voor hettegenwoordig leven hebben verkocht. Derhalve zal hun straf nietworden verzacht, noch zullen zij worden geholpen.

87.

Voorwaar, Wij gaven Mozes het Boek en dedenboodschappers de een na de ander zijn voetsporen volgen. En Wijgaven aan Jezus, zoon van Maria, duidelijke tekenen en versterktenhem met de geest der heiligheid. Telkens als een boodschapper tot ukwam, met hetgeen uw ziel niet behaagde, hebt gij u laatdunkendgedragen, sommigen hunner hebt gij verloochend en anderen gedood.

88.

En zij zeiden: “Ons hart is verhuld.” Neen,Allah heeft hen vanwege hun ongeloof vervloekt. Weinig is derhalvehetgeen zij geloven.

89.

En toen een Boek van Allah tot hen kwam,vervullend datgene, dat bij hen was, hoewel zij voordien omoverwinning over de ongelovigen plachten te bidden, toen dat tot henkwam, herkenden zij dat niet en verwierpen het. Gods vloek rustderhalve op de ongelovigen.

90.

Kwaad is datgene, waarvoor zij hun zielhebben verkocht; daar zij verwerpen, hetgeen Allah heeftgeopenbaard, er afkerig van zijnde, dat Allah Zijn genade doet dalenover diegenen Zijner dienaren, die Hij wil. Daardoor brachten zijtoorn op toorn over zich en er is een vernederende kastijding voorde ongelovigen.

91.

En wanneer er tot hen wordt gezegd: “Gelooftin hetgeen Allah heeft geopenbaard,” zeggen zij: “Wij gelovenslechts in hetgeen ons is geopenbaard,” maar zij verwerpen hetgeendaarna is geopenbaard, hoewel het de Waarheid is, vervullende watzij reeds bezaten. Zeg hun “Waarom hebt gij dan de vroegere profetenvan Allah gedood, als gij inderdaad gelovigen waart?”

92.

En Mozes kwam voorzeker tot u met duidelijketekenen, maar gij hebt in zijn afwezigheid het (gouden) kalf genomen(om het te aanbidden) en gij waart onrechtvaardig.

93.

En toen Wij een verbond met U sloten en deberg (Sina�) hoog boven u verhieven, zeggende: “Houdt stevig vast,hetgeen Wij u gegeven hebben en luistert,” zeiden zij: “Wij horen,maar wij gehoorzamen niet”; hun hart was vervuld van het kalf,wegens hun ongeloof. Zeg: “Slecht is hetgeen uw geloof u oplegt, zogij al enig geloof bezit”.

94.

Zeg: “Indien het tehuis van het Hiernamaals,bij Allah alleen voor u is, met uitsluiting van andere mensen, wenstdan eer de dood, als gij te goeder trouw zijt”.

95.

Maar zij zullen deze nooit wensen, wegens hetwerk hunner handen. En Allah kent de boosdoeners goed.

96.

Voorzeker, gij zult hen (Joden) het meest vanalle mensen verlangend naar het leven vinden, zelfs meer dan deafgodendienaren. Ieder van hen wenst, dat hem een leven van duizendjaren geschonken moge worden, doch al ware hem zulk een lang levenvergund, dan zou het hem tegen de straf toch niet beschermen. Allahziet hetgeen zij doen.

97.

Zeg: “Al wie een vijand van Gabriel is” -want waarlijk, hij openbaarde het op Allah’s bevel aan uw hart,vervullende datgene, wat voordien kwam, een leidraad zijnde en eenblijde mare voor de gelovlgen. –

98.

“Al wie een vijand is van Allah en Zijnengelen en Zijn boodschappers en Gabri�l en Micha�l, waarlijk, Allahis een vijand van zulke ongelovigen.”

99.

En Wij hebben u voorzeker duidelijke tekenengegeven en niemand, dan de overtreders, verwerpt ze.

100.

Hoe kwam dat? Telkens wanneer zij een verbondaangingen, schond een gedeelte hunner het. Neen, de meesten hunnergeloven niet.

101.

En nu er een boodschapper van Allah tot henis gekomen, vervullend wat zij reeds bezaten, heeft een gedeelte dermensen van het Boek, Allah’s Boek achter zich geworpen, alsof zijhet niet kenden.

102.

En zij volgen dezelfde weg, die de duivelsvolgden tegen de regering van Salomo – en Salomo was niet ongelovig,maar ongelovig waren de duivels en zij leerden de mensen leugen enbedrog. En (zij handelen naar) hetgeen aan de twee engelen, Haroeten Maroet te Babylon was geopenbaard. Maar deze beiden leerdenniemand, voordat zij hadden gezegd: “Wij zijn slechts eenbeproeving; weest daarom niet ongelovig”. Zo leren zij (de mensen)van hen datgene waarmede zij een geschil maken tussen een man enzijn vrouw, maar zij schaden er niemand mede, tenzij door Allah’sbevel; maar dezen leren wat hen schaadt en geen goed doet, hoewelzij weten, dat hij, die in deze zaken handelt geen voordeel heeft inhet Hiernamaals; slecht is hetgene waarvoor zij hun ziel hebbenverkocht; hadden zij het slechts ingezien!

103.

Indien zij hadden geloofd en rechtvaardiggehandeld, zou een schonere beloning van Allah gewis hun deel zijngeweest, hadden zij het slechts geweten.

104.

O, gij die gelooft, zegt niet: “Raainaa”,maar zegt: “Onzornaa” en luistert. Er is voor de ongelovigen eenpijnlijke straf.

105.

Zij die niet geloven onder de mensen van hetBoek, en de afgodendienaren, gunnen niet, dat iets goeds tot unedergezonden wordt van uw Heer; maar Allah kiest voor Zijnbarmhartigheid, wie Hij wil en Allah is de Heer van grote genade.

106.

Welk teken Wij ook opheffen of doen vergeten,daarvoor brengen Wij betere of daaraan gelijke. Weet gij niet, datAllah macht heeft over alle dingen?

107.

Weet gij niet, dat het koninkrijk der hemelenen der aarde aan Allah behoort? En buiten Allah is er geenbeschermer of helper Xoor u.

108.

Zoudt gij de boodschapper die tot u z werdgezonden, willen ondervragen, zoals – Mozes voorheen werdondervraagd? Maar wie ongeloof in ruil neemt voor geloof, isvoorzeker van het rechte pad afgedwaald.

109.

Velen van de mensen van het Boek, wensen,nadat gij gelovig geworden zijt, u uit afgunst weder tot ongelovigente maken, nadat de Waarheid hun is duidelijk geworden. Maar vergeeften weest toegefelijk totdat Allah Zijn gebod uitbrengt. Voorzeker,Allah heeft macht over alle dingen.

110.

En onderhoudt het gebed en betaalt deZa’kaat; het goede dat gij vooruit zendt voor uzelf, gij zult hetbij Allah vinden. Voorzeker, Allah ziet al hetgeen gij doet.

111.

En zij zeggen: “Niemand, behalve de Joden ende Christenen, zal ooit de Eemel binnengaan.” Dat zijn hun ijdelewensen. Zeg: “Toont uw bewijs, aJs gij waarachtig zijt”.

112.

Neen, wie zich volledig aan Allah onderwerpten goede daden verricht, zal zijn beloning bij zijn Heer hebben.Vrees noch droefheid zal over hem komen.

113.

De Joden zeggen: “De Christenen hebben geenware grondslag en de Christenen zeggen: “De Joden hebben geen waregrondslag”, terwijl zij beiden hetzelfde Boek lezen. Hetzelfdezeggen degenen, die geen kennis hebben. Maar Allah zal op de Dag derOpstanding uitspraak doen in hun geschil.

114.

En wie is onrechtvaardiger dan hij, dieverbiedt, dat de naam van Allah wordt verheerlijkt in Allah’sbedehuizen en deze tracht te vernietigen? Zij behoorden (debedehuizen) slechts in vreze binnen te gaan. Er is schande over henin deze wereld en er zal een grote straf voor hen zijn in hetHiernamaals.

115.

En aan Allah behoort het Oosten en hetWesten; waarheen gij u ook wendt, daar zal het Aangezicht van Allahzijn. Zeker, Allah is Alomvattend, Alwetend.

116.

En zij zeggen: “Allah heeft Zich een zoonverwekt. Heilig is Hij. Neen, alles, wat in de hemelen en op aardeis, behoort Hem toe en alles gehoorzaamt Hem.

117.

Wondere Schepper van de hemelen en aarde.Wanneer Hij iets besluit, zegt Hij slechts: “Wees” en het wordt”.

118.

En de onwetenden zeggen: “Waarom spreektAllah niet tot ons, of, komt er geen teken tot ons?” Zo spraken ookdegenen, die v��r hen waren. Hun harten zijn aan elkander gelijk.Wij hebben de tekenen voorzeker duidelijk gemaakt, voor een volk,dat standvastig gelooft.

119.

Voorzeker Wij hebben u als drager van blijdetijdingen en waarschuwer gezonden met de Waarheid. En gij zult nietverantwoordelijk worden gesteld voor de bewoners der hel.

120.

En de Joden en de Christenen zullen u nooitwelgezind zijn, tenzij gij hun godsdienst belijdt. Zeg: “Voorzeker,Allah’s leiding is de Merkelijke leiding”. En, indien gij hun wensenvolgt, nadat de kennis tot u is gekomen, zult gij aan Allah Vriendnoch Helper hebben.

121.

Zij, wie Wij het Boek hebben gegeven, volgenhet na, zoals het behoort te worden nagevolgd; dezen zijn het, dieer in geloven. En die er niet in geloven, zullen de verliezers zijn.

122.

O, gij kinderen Israels, gedenkt Mijn gunstendie Ik u bewees, dat Ik u boven die volkeren verhief.

123.

En vreest de Dag, waarop geen ziel een andereziel van nut kan zijn, waarop geen losprijs van haar zal wordenaanvaard, geen voorspraak haar zal baten, noch zullen zij wordengeholpen.

124.

En toen Abrahams Heer hem met zekereopdrachten beproefde en Abraham deze vervulde, zeide Hij: “Ik zal utot leider der mensen maken”. Abraham vroeg: “En ook aran onder mijnnakomelingen?” Hij zeide: “Mijn verbond betreft de overtredersniet”.

125.

En toen Wij het Huis tot een plaats vanverzameling voor de mensheid en een toevluchtsoord maakten,zeggende: “Neemt de plaats van Abraham als een plaats voor gebed”.En Wij geboden Abraham en Ismael, zeggende: “Reinigt Mijn Huis voordegenen, die de ommegang verrichten en voor degenen, die ertoegewijd in verblijven en voor degenen, die zich neder buigen enzich ter aarde werpen.

126.

En toen Abraham bad: “Mijn Heer, maak dezeplaats toch tot een oord van vrede en geef vruchten aan haarbewoners, die aan Allah en de laatste dag geloven”, zeide Hij: “Ikzal voor een korte tijd ook aan hem, die niet gelooft weldadenschenken, daarna zal Ik hem in het Vuur drijven: het is een slechteverblijfplaats”.

127.

En toen Abraham en Ismael de muren van hetHuis optrokken, biddende: “Heer, aanvaard dit van ons, want Gij zijtde Alhorende, de Alwetende,

128.

Heer, maak ons beiden aan U onderdanig enmaak van ons nageslacht een volk, dat U onderdanig zij. En toon onsonze wijzen van aanbidding en wend U met barmhartigheid tot ons,zeker, Gij zijt Berouwaanvaardend en Genadevol.

129.

Heer, doe onder hen een boodschapper opstaan,die hun Uw tekenen zal verkondigen en hun het Boek en de Wijsheidzal verklaren en hen zal louteren. Voorzeker, Gij zijt deAlmachtige, de Alwijze.

130.

En wie zal zich van het geloof van Abrahamafwenden, behalve hij, die dwaas tegen zichzelf handelt? Voorzeker,Wij hebben hem in deze wereld uitverkoren en in de volgende zal hijgewis onder de rechtvaardigen zijn.

131.

Toen zijn Heer tot hem zeide: “Onderwerp U”,zeide hij: “Ik heb mij aan de Heer der Werelden onderworpen”.

132.

En hetzelfde legde Abraham aan zijn zonen open Jacob deed desgelijks, zeggende: “O mijn zonen, Allah heeftwaarlijk dit geloof voor u verkozen, sterft daarom niet, tenzij gijMoslims zijt.”

133.

Of waart gij aanwezig, toen de dood tot Jacobkwam en hij tot zijn zonen zeide: “Wat zult gij na mij aanbidden?”Zij antwoordden: “Wij zullen uw God aanbidden, de God uwer vaderen,Abraham, Ismael en Izaek, de enige God, aan Hem zijn wijonderworpen”.

134.

Dit is een volk, dat is heengegaan: voor henis, hetgeen zij verdienden en voor u is, hetgeen gij verdient en gijzult niet worden ondervraagd over hetgeen zij plachten te doen.

135.

En zij zeggen: “Weest Joden of Christenen,dan zult gij worden geleid”. Zeg (hun): “Neen, maar (volg) degodsdienst van Abraham, de oprechte: hij behoorde niet tot deafgodendienaren”.

136.

Zegt: “Wij geloven in Allah en in hetgeen onsis geopenbaard en in hetgeen tot Abraham, Isma�l, Iza�k, Jacob en destammen werd nedergezonden en in hetgeen aan Mozes en Jezus werdgegeven en in hetgeen aan alle andere profeten werd gegeven door hunHeer. Wij maken geen onderscheid tussen hen en aan Hem onderwerpenwij ons.

137.

En indien zij geloven, zoals gij hebtgeloofd, dan zijn zij juist geleid, maar indien zij zich afwenden,dan zijn zij in verzet; Allah zal u zeker voldoende zijn tegen hen,want Hij is de Alhorende, de Alwetende.

138.

Maakt Allah’s kleur tot de uwe en wie isbeter in kleur, dan Allah? Hem alleen aanbidden wij.

139.

Zeg: “Twist gij met ons omtrent Allah,terwijl Hij uw Heer en onze Heer is? En voor ons zijn onze werken envoor u uw werken. En Hem alleen zijn wij oprecht toegewijd.

140.

Zegt gij, dat Abraham en Ismael en Izaek enJacob en de stammen Joden of Christenen waren? Zeg: “Weet gij hetbeter of Allah?” En wie is onrechtvaardiger, dan hij, die eengetuigenis verbergt, die hij van Allah heeft? En Allah is nietonbekend met hetgeen gij doet.

141.

Dit is een volk, dat is heengegaan: voor henis, hetgeen zij verdienden en voor u is, hetgeen gij verdient; engij zult niet worden ondervraagd over hetgeen zij deden.

142.

De dwazen onder het volk zullen zeggen: “Watheeft hen van hun Qiblah, die zij volgden, afgekeerd?” Zeg: “AanAllah behoort het Oosten en het Westen. Hij leidt, wie Hij wil naarhet rechte pad”.

143.

En zo hebben Wij u tot een verheven volkgemaakt, opdat gij getuige zult zijn tegenover de mensen en deGezant zij een getuige tegenover u. Wij bepaalden de Qiblah, die gijvolgdet slechts, opdat Wij hem, die de gezant van Allah volgt,onderscheiden van degene die hem de rug toekeert. En dit isinderdaad zeer moeilijk, behalve voor hen, die Allah heeft geleid.En Allah zal u uw geloof niet doen verliezen; voorzeker, Allah isLiefderijk en Genadevol jegens de mensen.

144.

Waarlijk, Wij zien uw aangezicht zich naar dehemel wenden, daarom zullen Wij u tot beheerder maken van de Qiblah,die u behaagt. Wend daarom uw aanaangezicht naar de Heilige Moskeeen waar gij ook moogt zijn, wendt uw aangezicht daarheen. Envoorzeker, zij wie het Boek is gegeven, weten, dat dit de Waarheidis van hun Heer; Allah is niet achteloos ten aanzien van wat zijdoen.

145.

Zelfs al bracht gij elk teken aan degenen aanwie het Boek is gegeven, zouden zij nooit uw Qiblah volgen, nochkunt gij hun Qiblah volgen, noch zijn er onder hen, die de Qiblahvan anderen volgen. En indien gij aan hun wens zoudt voldoen, nadatkennis tot u is gekomen, zoudt gij zeker tot de onrechtvaardigenbehoren.

146.

Degenen aan wie Wij het Boek hebben gegevenerkennen dit, zoals zij hun zonen erkennen, maar voorzeker, sommigenhunner verbergen de Waarheid tegen beter weten in.

147.

De Waarheid is van uw Heer, schaar u daaromniet onder hen die twijfelen.

148.

Iedereen heeft een richting, waarheen hijzich wendt, wedijvert daarom met elkander in goede werken. Waar gijook zijt, Allah zal u allen tezamen brengen. Voorzeker, Allah heeftmacht over alle dingen.

149.

Vanwaar gij ook komt, wend uw aangezicht naarde Heilige Moskee, want dat is inderdaad de Waarheid van uw Heer. EnAllah is niet achteloos ten aanzien van hetgeen gij doet.

150.

Vanwaar gij ook komt, wend uw aangezicht naarde Heilige Moskee; waar gij ook zijt, wendt uw aangezicht daarheen,opdat de mensen, met uitzondering van de onrechtvaardigen geenbezwaar tegen u mogen aanvoeren – vreest hen dus niet, maar vreestMij – en opdat Ik Mijn gunst aan u moge voltooien en opdat gij juistgeleid moogt worden.

151.

Omdat Wij uit uw midden een boodschapperhebben gezonden, die u Onze tekenen verkondigt, u zuivert, u hetBoek en de Wijsheid onderwijst en u leert, hetgeen gij niet wist.

152.

Gedenkt Mij daarom en Ik zal u gedenken enweest Mij dankbaar en weest Mij niet ondankbaar.

153.

O, gij die gelooft, zoekt hulp met geduld engebed; voorzeker, Allah is met de geduldigen.

154.

En zegt niet van degenen, die voor Allah’szaak zijn gedood, dat zij dood zijn – neen, zij leven, maar gijbemerkt het niet.

155.

En Wij zullen u een weinig beproeven doorvrees, honger, verlies van bezittingen, levens en vruchten; maarverkondig blijde tijdingen aan de geduldigen,

156.

Zij die, wanneer een rampspoed henachterhaalt, zeggen: “Voorzeker, wij zijn van Allah en tot Hemzullen wij wederkeren”.

157.

Dezen zijn het, op wie de zegeningen en debarmhartigheid van hun Heer rusten en dezen zijn het, die de rechteweg volgen.

158.

Voorzeker, Safaa en Marwah zijn onder detekenen van Allah. Er rust derhalve op hem, die de Hadj(pelgrimstocht) doet, of (of soms) de Omrah verricht, geen blaam,indien hij om beiden (heen) loopt. En wie vrijwillig goed doet,voorzeker, Allah is Waarderend, Alwetend.

159.

Voorzeker, degenen, die hetgeen Wij aantekenen en leiding hebben nedergezonden, verbergen, nadat Wij zeinhet Boek aan de mensen duidelijk hebben gemaakt, zijn het, die Allahvervloekt en zij die het recht hebben te vervloeken, vervloeken henook.

160.

Maar zij, die berouw hebben en zich beterenen (de Waarheid) verkondigen, dezen zijn het, tot wie Ik Mij metvergiffenis wend – Ik ben Berouwaanvaardend, Genadevol.

161.

Voorzeker, die verwerpen en als ongelovigensterven, over hen zal de vloek komen van Allah en van de engelen envan alle mensen.

162.

Daarin zullen zij blijven. Hun straf zal nietworden verlicht, noch zal hun uitstel worden verleend.

163.

En uw God is een God, er is geen God buitenHem, de Barmhartige, de Genadevolle.

164.

Voorwaar, in de schepping der hemelen en deraarde en in de wisseling van nacht en dag en in de schepen die dezee bevaren, met datgene wat de mensen tot voordeel strekt; en inhet water dat Allah van de hemel nederzendt, waarmede Hij de aardedoet herleven na haar dood en daarop alle soorten dieren verspreidt,en in de verandering der winden, en in de wolken die tussen de hemelen de aarde in dienst zijn gesteld, zijn inderdaad tekenen voor eenvolk, dat begrijpt.

165.

Onder de mensen zijn er, die voorwerpen vanaanbidding buiten Allah nemen en ze liefhebben, zoals zij Allahbehoren lief te hebben. Maar zij die geloven zijn sterker in hunliefde voor Allah. En als zij die overtreden (nu) de tijd kunnenzien wanneer zij de straf zullen zien, (dan zouden zij beseffen) datalle macht aan Allah toebehoort en dat Allah streng is in hetstraffen.

166.

Wanneer de leiders hun volgelingen zullenverzaken en de straf zullen bemerken en al hun banden zullen wordenverbroken,

167.

Zullen de volgelingen zeggen: “Indien wijslechts terug konden keren, zouden wij hen verzaken, zoals zij onshebben verzaakt”. Zo zal Allah aan hen hun werken tonen tot wroegingen zij zullen het Vuur niet kunnen ontkomen.

168.

O gij mensen, eet van hetgeen geoorloofd engoed is op aarde en treedt niet in de voetstappen van Satan;voorzeker, hij is voor u een openlijke vijand.

169.

Hij gebiedt u alleen, wat kwaad en wat onreinis en dat gij over Allah zegt, wat gij niet weet.

170.

En wanneer er tot hen wordt gezegd: “Volgthetgeen Allah heeft geopenbaard”, zeggen zij: “Neen, wij zullendatgene volgen, wat wij onze vaderen zagen volgen”. Zelfs al haddenhun vaderen in het geheel geen verstand en volgden zij ook de rechteweg niet?

171.

De ongelovigen gelijken op hem, die schreeuwtnaar hetgeen niets hoort, het blijft een roep en een schreeuw. Zijzijn doof, stom en blind, zij begrijpen dus niet.

172.

O gij die gelooft, eet van de goede dingen,waarmede Wij u hebben voorzien en dankt Allah, indien gij Hem alleenaanbidt.

173.

Hij heeft u slechts het gestorvene, hetbloed, het varkensvlees en datgene, waarover een andere naam, dandie van Allah is uitgeroepen, verboden. Maar hij, die gedwongen isen dit niet wenst en geen overtreder is, op hem rust geen zonde.Want Allah is Vergevensgezind, Genadevol.

174.

Voorzeker, zij, die datgene verbergen, watAllah heeft geopenbaard, namelijk het Boek en het voor een geringeprijs verruilen, vullen hun buik met niets, dan Vuur. Allah zal opde Dag der Opstanding niet tot hen spreken, noch zal Hij hen reinachten. Er wacht hun een pijnlijke straf.

175.

Zij zijn het, die dwaling in ruil voorleiding hebben aanvaard en straf voor vergiffenis. Hoe groot is hunovermoed tegenover het Vuur!

176.

Dit komt, omdat Allah het Boek met deWaarheid heeft nedergezonden en voorzeker, zij, die tegen het Boekingaan, zijn in verregaand verzet.

177.

Het is geen deugd, dat gij uw gezicht naarhet Oosten of naar het Westen wendt, maar waarlijke deugd is in hem,die in Allah, de Laatste Dag, de engelen, het Boek en de profetengelooft en die van zijn vermogen geeft uit liefde voor Hem aan deverwanten, de wezen, de armen, de reiziger, de bedelaars en voor hetvrijkopen van slaven en die het gebed onderhoudt en de Zakaatbetaalt; verder in degenen, die hun belofte nakomen, wanneer zij eenbelofte doen en de geduldigen in armoede, in kwellingen en inoorlogstijd; dezen zijn het, die bewezen hebben, waarachtig te zijnen dezen zijn vromen.

178.

O gij die gelooft, vergelding inzake doodslagis u voorgeschreven: de vrije man tegen de vrije man, de slaaf tegende slaaf en de vrouw tegen de vrouw. Maar, indien iemandkwijtschelding is verleend door zijn broeder, dan moet de eisbillijk zijn, en betaling moet hem worden gedaan met goedheid. Ditis verzachting en barmhartigheid van uw Heer. Wie daarna overtreedt,hem wacht een pijnlijke straf.

179.

En in vergelding is leven voor u, o mensenvan begrip, zodat gij behouden zult worden.

180.

Het is u voorgeschreven, dat wanneer de doodtot een uwer komt, en hij een vermogen nalaat, hij een testamentopmake voor ouders en naaste familieleden, billijkerwijze. Dit iseen verplichting voor de godvruchtigen.

181.

En hij, die het vervalst nadat hij het heeftgehoord, de schuld er van zal gewis op hem rusten, die datverandert. Waarlijk, Allah is Alhorend, Alwetend.

182.

Maar hij die vreest, dat degene, die hettestament maakte, partijdig werd, of een fout heeft begaan, en dieeen schikking treft (tussen de belanghebbenden), die zal daarmedegeen zonde begaan. Voorzeker, Allah is Vergevensgezind, Genadevol.

183.

O, gij gelovigen, het vasten is uvoorgeschreven, zoals het degenen die veer u waren wasvoorgeschreven, opdat gij vroom zult zijn.

184.

Voor een zeker aantal dagen (zult gij vasten)maar wie onder u ziek is, of op reis, vaste een aantal andere dagen- er is een losprijs voor degenen, die niet kunnen vasten – hetvoeden van een arme. Maar hij, die vrijwillig goed doet, het zalbeter voor hem zijn. Het vasten is goed voor u, indien gij hetbeseft.

185.

De maand Ramadaan is die, waarin de Koran alseen richtsnoer voor de mensen werd nedergezonden en als duidelijkebewijzen van leiding en onderscheid. Wie onder u daarom deze maandbeleeft, laat hem daarin vasten. Maar wie onder u ziek of op reisis, een aantal andere dagen. Allah wenst gemak voor u en geenongemak, en opdat gij het aantal zult voltooien en opdat gij Allah’sgrootheid zult prijzen, omdat Hij u terecht heeft geleid en opdatgij dankbaar zult zijn.

186.

En wanneer Mijn dienaren u over Mij vragen,zeg dan: “Ik ben nabij. Ik verhoor het gebed van de smekeling,wanneer hij Mij aanroept.” Daarom moeten zij naar Mij luisteren enin Mij geloven, opdat zij geleid zullen worden.

187.

Het is u veroorloofd, om op de nacht van hetvasten tot uw vrouwen in te gaan. Zij zijn een gewaad voor u en gijzijt haar een gewaad. Allah weet, dat gij onrechtvaardig hebtgehandeld tegenover uzelf en heeft Zich met barmhartigheid tot ugewend en u verlichting geschonken. Daarom moogt gij nu tot haaringaan en betrachten, hetgeen Allah u heeft verordend; en eet endrinkt, totdat bij de dageraad de witte draad zich onderscheidt vande zwarte draad. Voltooit dan het vasten tot het vallen van deavond. En verbreng uw tijd niet met uw vrouwen wanneer u in deMoskee�n ??? houdt. Dit zijn de beperkingen van Allah – dus nadertdeze niet. Zo zet Allah zijn geboden uiteen voor de mensen, opdatzij vroom zullen zijn.

188.

En verteert uw rijkdommen niet onder elkanderdoor valse middelen en brengt ze niet naar de rechters, opdat gijeen deel der rijkdommen der mensen in zonde kunt verteren, tegenbeter weten in.

189.

Zij vragen u betreffende de nieuwe manen.Zeg: “Zij zijn tijdsaanwijzingen voor de mensen en voor debedevaart.” Het is geen deugd, dat gij de huizen binnengaat aan deachterzijde: maar deugdzaamheid is in hem, die Allah vreest. Dusgaat de huizen door de deuren binnen en vreest, Allah, opdat gijzult slagen.

190.

En strijdt voor de zaak van Allah tegendegenen, die tegen u strijden, maar overschrijdt de grens niet.Voorzeker, Allah heeft de overtreders niet lief.

191.

En doodt hen, waar gij hen ook ontmoet endrijft hen uit, vanwaar zij u hebben uitgedreven; want vervolging iserger dan doden. En bevecht hen niet nabij de heilige Moskee,voordat zij u daarin bevechten. Maar indien zij u bevechten, bevechthen dan – zo is de vergelding voor de ongelovigen.

192.

Maar als zij ophouden, dan is Allah zekerVergevensgezind, Genadevol.

193.

En bestrijdt hen, totdat er geen vervolgingmeer is en de godsdienst alleen voor Allah wordt. Maar indien zij(met strijden) ophouden, dan is er geen vijandelijkheid meertoegestaan, behalve tegen de onrechtvaardigen.

194.

De heilige maand voor de heilige maand! Er is(een wet van) vergelding voor alle heilige dingen. Wie daaromagressief tegen u handelt, vergeldt hem naarmate hij tegen u heeftgedaan. En vreest Allah en weet, dat Allah met de godvruchtzgen is.

195.

En besteedt uw bezit voor de zaak van Allahen stort u niet met uw eigen handen in het verderf doch doet goed:voorzeker, Allah heeft hen lief, die goed doen.

196.

En voleindigt de Hadj (pilgrimstocht) enOmrah, ter wille van Allah, maar als gij verhinderd zijt, brengt danhet offer, dat gemakkelijk verkrijgbaar is en scheert uw hoofd niet,voordat het offer zijn bestemming heeft bereikt. En wie onder u ziekis of een kwaal in het hoofd heeft, moet een losprijs geven, ef doorte vasten, ef door aalmoezen te geven, ef door een offer te brengen.En wanneer gij veilig zijt, moet hij die gebruik maakt van Omrah,tegelijk met de Hadj een offer brengen, dat gemakkelijk verkrijgbaaris. Maar degenen, die geen (offer) kunnen vinden, moeten drie dagengedurende de bedevaart vasten en zeven dagen, wanneer (men)terugkeert; dit is tien dagen in het geheel. Dit is voor hem, wiensfamilie niet dicht bij de Heilige Moskee woont. En vreest Allah enweet, dat Allah streng is in het straffen.

197.

De maanden der bedevaart zijn bekend, dus,wie besluit ter bedevaart te gaan in deze maanden, bedenke, dat ergeen onreine taal, noch enige overtreding, noch enige twistgedurende de bedevaart mag zijn. En wat gij ook aan goeds doet,Allah weet het. En rust u uit met het nodige, maar de besteuitrusting is godsvrucht. En vreest Mij alleen, o mensen van begrip.

198.

Het is voor u geen zonde, wanneer gij deovervloed van uw Heer zoekt. Maar, wanneer gij van (de berg )Arafaat weggaat, gedenkt dan Allah te het Sacrale Monument engedenkt Hem, omdat Hij u heeft geleid, terwijl gij voordien tot dedwalenden behoordet.

199.

Gaat dan voort, vanwaar het volk voortgaat enzoekt vergiffenis van Allah; Voorwaar, Allah is Vergevensgezind,Genadevol.

200.

En wanneer gij uw wijdingen hebt verricht,gedenkt dan Allah, zoals gij uw vaderen gedenkt en zelfs meer dandat. En er zijn mensen, die zeggen: “Onze Heer, schenk ons (veel) indeze wereld”, maar voor hen is er geen aandeel in het Hiernamaals.

201.

Sommigen hunner zeggen: “Onze Heer, schenkons het goede in deze wereld, alsook in de komende wereld enbescherm ons voor de marteling van het Vuur.”

202.

Voor dezen zal er een aandeel zijn wegenshetgeen zij hebben verdiend. En Allah is vlug in het verrekenen.

203.

En gedenkt Allah gedurende het vastgesteldeaantal dagen, maar wie na twee dagen zich haast (om te vertrekken)het zal voor hem geen zonde zijn en wie achterblijft, ook voor hemzal het geen zonde zijn. Dit geldt voor hem, die God vreest. VreestAllah en weet, dat gij voor Hem zult worden verzameld.

204.

En onder de mensen is iemand, wiens sprekenover dit leven u zou behagen en hij stelt Allah tot getuige voor watin zijn hart is en toch is hij de meest twistzieke.

205.

Wanneer hij gezag heeft, gaat hij in het landrond, om er wanorde te stichten en de oogst en het nageslacht (vande mens) te vernietigen, maar Allah houdt niet van wanorde.

206.

En wanneer er tegen hem wordt gezegd: “VreesAllah”, dan spoort de trots hem aan tot verdere zonde. Daarom is dehel goed genoeg voor hem en voorzeker, deze is een kwade rustplaats.

207.

En onder de mensen is iemand, die zichweggeeft, Allah’s welbehagen zoekende; Allah is goedertieren jegensZijn dienaren.

208.

O gij die gelooft, komt in volledige overgaveen volgt de voetstappen van Satan niet; hij is voorzeker uwverklaarde vijand.

209.

Maar indien gij uitglijdt nadat de duidelijketekenen tot u zijn gekomen, weet dan, dat Allah Almachtig, Alwijsis.

210.

Zij wachten op niets anders, dan dat Allah ende engelen in de schaduw der wolken tot hen komen en dat de zaakbeslist wordt. En tot Allah worden alle dingen teruggebracht.

211.

Vraag de kinderen Israels, hoeveel duidelijketekenen Wij hun hebben gegeven. Maar hij die de gunst van Allahverandert, nadat zij tot hem is gekomen, (wete) dat Allah streng isin het straffen.

212.

Het leven dezer wereld is voor de ongelovigenschoonschijnend gemaakt en zij bespotten de gelovigen. Maar degodvrezenden zullen boven hen verheven zijn op de dag deropstanding: Allah schenkt Zijn gaven overvloedig aan wie Hij wil.

213.

De mensheid was een gemeenschap. Daarnaverwekte Allah profeten als brengers van goede tijdingen en alswaarschuwers en zond met hen het Boek neder, dat de waarheidbevatte, om onder de mensen te richten over datgene waarin zijverschilden. En niemand verschilde er over, dan degenen aan wie het(Boek) was gegeven, nadat duidelijke tekenen tot hen waren gekomen,- uit afgunst jegens elkander. Dan heeft Allah door Zijn gebod degelovigen geleid betreffende de waarheid, waarover zij hot oneenswaren; en Allah leidt naar het rechte pad, wie Hij wil.

214.

Denkt gij dat gij de Hemel zult binnengaan,terwijl cle toestand dergenen, die v��r u gingen, nog niet over u isgekomen? Armoede en tegenslagen kwamen over hen en zij werden heviggeschokt, totdat de boodschapper en de gelovigen met hem zeiden:”Wanneer komt Allah’s hulp?” Ja, voorzeker, de hulp van Allah isnabij.

215.

Zij vragen u, wat zij moeten besteden. Zeghun: “Welke rijkdom gij ook weggeeft, het moet zijn voor ouders,naaste verwanten, wezen, behoeftigen en reizigers. En welke weldaadgij ook doet – Allah weet het goed.

216.

Vechten is u geboden ofschoon gij er afkerigvan zijt; maar het kan zijn, dat gij tegenzin hebt in iets terwijlhet goed voor u is en het kan zijn, dat u iets behaagt terwijl hetslecht voor u is. Allah weet het en gij weet het niet.

217.

Zij vragen u omtrent het vechten in deheilige maand. Zeg: “Het vechten hierin is een grote overtreding,maar de mensen van de weg van Allah af te houden en Hem ondankbaarte zijn en (de toegang tot) de Heilige Moskee (te verhinderen) enhaar mensen er van te verdrijven, is bij Allah een grotere zonde; envervolging is erger dan doden.” En zij zullen niet ophouden, u tebevechten, totdat zij u van uw geloof hebben afgebracht, als zijkunnen. Maar wie onder u zich van zijn geloof afkeert en sterft alseen ongelovige – diens werken zullen tevergeefs zijn in deze werelden in de toekomende. Dezulken zijn de bewoners van het Vuur en zijzullen daarin verblijven.

218.

Zij, die geloven en zij die voor de zaak vanAllah hun land verlaten en er voor ijveren, zijn het, die Allah’sbarmhartigheid verwachten en Allah is Vergevensgezind, Genadevol.

219.

Zij vragen u omtrent wijn en kansspel. Zeghun: “In beide is groot nadeel en ook enig voordeel voor de mensen,maar het nadeel is groter dan het voordeel.” En zij vragen u, watzij moeten weggeven. Zeg hun: “Hetgeen gij kunt missen.” Zo maaktAllah u Zijn geboden duidelijk, opdat gij over deze en de volgendewereld zult nadenken.

220.

En zij vragen u omtrent de wezen. Zeg hun:”De bevordering van hun welzijn is een goede daad. En als gij methen omgaat zijn zij uw broeders. En Allah weet de kwaadstichters vande vredestichters te onderscheiden. En indien Allah het had gewild,zou Hij het u moeilijk hebben gemaakt. Voorzeker, Allah isAlmachtig, Alwijs.

221.

En huwt geen afgodendienaressen voordat zijgeloven; waarlijk een gelovige slavin is beter, dan eenafgodendienares, ofschoon zij u moge behagen. En huwt haar (gelovigevrouwen) niet aan afgodendienaren uit, voordat zij geloven; waarlijkeen gelovige slaaf is beter, dan een afgodendienaar, ofschoon hij umoge behagen. Zij noden tot het Vuur, maar Allah noodt u tot deHemel en tot vergiffenis door Zijn gebod. En Hij maakt Zijn tekenenaan de mensen duidelijk, opdat zij lering zullen trekken.

222.

En zij vragen u omtrent de menstruatie. Zeg(hun): “Het is iets schadelijks, blijft dus gedurende de menstruatievan de vrouwen weg en gaat niet tot haar in, voordat zij hersteldzijn. Maar wanneer zij zich hebben gereinigd, gaat tot haar in,zoals Allah het u heeft bevolen. Allah bemint hen, die zich tot Hemwenden en zich rein houden.

223.

Uw vrouwen zijn een akker voor u – komtdaarom tot uw akker, zoals het u behaagt en doet goed voor uzelf envreest Allah en weet, dat gij Hem zult ontmoeten en geef goedetijdingen aan de gelovigen.

224.

En verschuilt u niet achter Allah met uw edenom u te onthouden van het goeddoen en het rechtvaardig handelen enhet stichten van vrede tussen de mensen. Allah is Alhorend,Alwetend.

225.

Allah zal u niet ter verantwoording roepenvoor uw ijdele eden, maar Hij zal u ter verantwoording roepen voorhetgeen uw hart heeft verdiend. Allah is Vergevensgezind,Verdraagzaam.

226.

Voor hen, die onthouding zweren jegens hunvrouwen is de wachtperiode vier maanden; als zij echter ervanterugkomen, voorzeker, dan is Allah Vergevensgezind, Genadevol.

227.

En indien zij besluiten tot echtscheidingvoorzeker Allah is Alhorend, Alwetend.

228.

De gescheiden vrouwen moeten driemenstruatieperioden wachten; en het is haar niet geoorloofd, hetgeenAllah in haar baarmoeder heeft geschapen, te verbergen, indien zijin Allah en de laatste dag geloven; en haar echtgenoten hebben hetrecht, haar (intussen) terug te nemen, indien zij verzoening wensen.En veer haar geldt hetzelfde als tegen haar, hetgeen billijk is, demannen hebben voorrang boven haar, Allah is Machtig, Alwijs.

229.

Is de echtscheiding twee keer geschied,behoud haar dan op behoorlijke wijze of zend haar metvriendelijkheid weg. En het is u niet geoorloofd, iets te nemen vanhetgeen gij haar hebt gegeven, tenzij beiden vrezen, Allah’sbepalingen niet in acht te kunnen nemen. Indien gij (familieleden)vreest, dat zij Allah’s bepalingen niet in acht kunnen nemen, danzal er voor geen van hen beiden zonde zijn in hetgeen zij teruggeeftom daardoor vrij te worden. Dit zijn de door Allah voorgeschrevenbeperkingen, overschrijdt ze daarom niet; wie de door Allahvoorgeschreven grenzen overschrijden, zijn overtreders.

230.

Indien hij van haar (ten derden male)scheidt, is zij voor hem niet meer geoorloofd, voordat ze een andereechtgenoot heeft gehuwd en indien deze van haar scheidt, zal hetvoor hen geen zonde zijn, tot elkander terug te keren, indien zij ervan overtuigd zijn, dat zij de door Allah voorgeschreven beperkingenin acht zullen nemen. Dit zijn Allah’s bepalingen, welke Hij aan demensen, die kennis hebben duidelijk maakt.

231.

En wanneer gij van uw vrouwen scheidt en zijhet einde van de haar voorgeschreven periode bereiken, behoudt haardan op een behoorlijke manier, of zendt haar op een betamelijkemanier weg, maar behoudt haar niet tot haar nadeel, waardoor gij deperken te buiten gaat. Wie zulks doet, doet gewis zijn eigen zielonrecht. En drijft niet de spot met Allah’s geboden en gedenktAllah’s gunst aan u en (gedenkt) het Boek en de wijsheid, die Hij uheeft nedergezonden, waarmede Hij u vermaant. En vreest Allah enweet, dat Allah de Kenner is van alle dingen.

232.

En wanneer gij van vrouwen scheidt en zij heteinde van haar wachtperiode hebben bereikt, verhindert haar niet,haar (aanstaande) man te huwen, als zij met elkander op degebruikelijke wijze tot overeenstemming zijn gekomen. Dit is eenvermaning voor hem, die onder u in Allah en de laatste dag gelooft.Het is beter en reiner voor u; Allah weet en gij niet.

233.

Moeders (gescheiden vrouwen) zullen haarkinderen twee volle jaren zogen, dit is voor hen, die de zoogtijdwensen te voltooien. En op de vader rust de zorg voor voedsel enkleding voor haar volgens gebruik. Geen ziel wordt belast boven haarvermogen. De moeder zal geen leed worden aangedaan wegens haar kind,noch zal de vader leed worden aangedaan wegens zijn kind enhetzelfde geldt voor de erfgenaam. Als beiden besluiten, het kind tespenen door wederzijdse overeenkomst en overleg, rust er geen schuldop hen. En als gij verkiest, een min voor uw kinderen te nemen, zaler geen blaam op u rusten, mits gij hetgeen gij overeenkomt naarbillijkheid betaalt. En vreest Allan en weet, dat Allah ziet, watgij doet.

234.

En diegenen uwer, die sterven en vrouwenachterlaten, (hun vrouwen) moeten vier maanden en tien dagenwachten. Wanneer zij het einde der wachtperiode hebben bereikt, zaler op u geen zonde rusten voor hetgeen zij voor zichzelf opbehoorlijke wijze doen; Allah weet, wat gij doet.

235.

En er zal geen schuld op u rusten, indien giiniet rechtstreeks spreekt over een huwelijksaanzoek aan die vrouwen,of indien gij dit in uw gedachten verborgen houdt. Allah weet, datgij het haar zult zeggen. Maar belooft haar niets in het geheimtenzij gij op de goede wijze spreekt. En besluit niet tot dehuwelijksband, voordat de voorgeschreven wachttijd ten einde is. Enweet, dat Allah weet, wat in uw gedachten is en vreest derhalve voorHem en weet, dat Allah Vergevensgezind, Verdraagzaam is.

236.

Het zal voor u geen zonde zijn, indien gijvan uw vrouw scheidt, voordat gij haar hebt benaderd of voor haareen bruidsschat hebt vastgesteld. Maar maakt een voorziening voorhaar, de rijke naar zijn middelen en de arme naar zijn middelen, eengebruikelijke voorziening – dit is een verplichting voor dedeugdzamen.

237.

En indien gij van haar scheidt, voor gij haarhebt benaderd maar haar een bruidsschat hebt toegekend, (geeft) dande helft van hetgeen gij hebt vastgesteld, tenzij zij het ukwijtschelden, of degene, die de huwelijksband in handen heeft het uzou kwijtschelden. En, indien gij kwijtscheldt is dit dichter bij degodsvrucht. En vergeet niet, elkander goed te doen. Voorzeker, Allahziet, wat gij doet.

238.

Waakt over uw gebeden en het tussengebed enstelt u ootmoedig voor Allah.

239.

Als gij in gevaar verkeert, bidt dan lopendeof rijdende, maar wanneer gij veilig zijt, gedenkt dan Allah, zoalsHij u heeft geleerd, wat gij niet wist.

240.

En degenen uwer, die wanneer zij stervenvrouwen achterlaten, moeten voor hun vrouwen een testament makenvoor hun levensonderhoud gedurende een jaar, zonder dat zij wordenuitgezet. Doch indien zij weggaan zal er geen schuld op u rusten,wegens datgene, wat zij omtrent zichzelf op behoorlijke wijze doen.En Allah is Almachtig, Alwijs.

241.

En er moet voor de gescheiden vrouwen eenbillijke voorziening zijn, dit is een verplichting voor degodvruchtigen.

242.

Zo zet Allah Zijn geboden uiteen, opdat gijzult begrijpen.

243.

Weet gij niet van degenen, die uit angst voorde dood hun huizen verlieten – het waren er duizenden. Allah zeidetot hen: “Sterft” en dan schonk Hij hun leven. Voorzeker, Allah isgenadig jegens de mensen, maar de meeste mensen zijn ondankbaar.

244.

Strijdt voor de zaak van Allah en weet, datAllah Alhorend, Alwetend is.

245.

Wie aan Allah het goede deel afstaat, Hij zalhet voor hem vele malen vermenigvuldigen en Allah vermindert envermeerdert en tot Hem zult gij worden teruggebracht.

246.

Weet gij niet van de leiders der kinderenIsraels na Mozes, toen zij tot en hunner profeten zeiden: “Stel onseen koning aan, opdat wij ter wille van Allah kunnen strijden.” Hijzeide: “Is het niet waarschijnlijk, dat gij niet zult willenvechten, wanneer het u wordt voorgeschreven?” Zij zeiden: “Welkereden hebben wij om ons van het vechten voor Allah’s zaak te willenonthouden, wanneer wij van onze huizen en onze kinderen zijnverdreven?” Maar, toen het vechten hun werd bevolen, wendden zijzich af, met uitzondering van een klein aantal hunner; Allah kent deovertreders goed.

247.

En hun profeet zeide tot hen: “Waarlijk,Allah heeft Taloet (Saul) als koning over u aangesteld.” Zij zeiden:”Hoe kan hij over ons regeren, terwijl wij meer recht opheerschappij hebben dan hij en hem geen overvloed van rijkdommen isgegeven?” Hij zeide: “Voorzeker, Allah heeft hem boven u gekozen enheeft hem overvloedig toegerust met kennis en kracht.” En Allahgeeft Zijn heerschappij aan wie Hij wil en Allah is Milddadig,Alwetend.

248.

En hun profeet zeide tot hen: “Het teken vanzijn heerschappij is, dat u een hart zal worden gegeven, waarin dekalmte van uw Heer zal zijn, het beste van de nalatenschap dervolgelingen van Mozes en der volgelingen van A�ron, (een hart) doorde engelen gebracht. Voorzeker, hierin is voor u een teken, als gijgelovigen zijt.”

249.

En toen Taloet met de strijdkrachtenuitrukte, zeide hij: “Voorzeker, Allah zal u door een stroombeproeven: dus hij die er van drinkt, is niet met mij, behalvewanneer hij maar een handvol neemt, en hij die er niets van neemt,is zeker met mij.” Maar behoudens enigen hunner dronken zij er van.En toen zij de rivier overstaken, hij en de gelovigen met hem -zeiden zij: “Wij hebben vandaag geen macht over Djaloet (Goliath) enzijn strijdkrachten.” Maar zij, die er zeker van waren, dat zijAllah zouden ontmoeten, zeiden: “Hoevele kleine groepen hebben nietonder Allah’s bevel over een grote groep gezegevierd.” En Allah ismet de geduldigen.

250.

En toen zij uitgingen om Djaloet en zijnstrijdkrachten te ontmoeten, zeiden zij: “Onze Heer, stort geduldover ons uit en maak onze voetstappen vast en help ons tegen hetongelovige volk!”

251.

Zo versloegen zij hen door het gebod vanAllah en David doodde Djaloet en Allah gaf hem heerschappij enwijsheid en onderwees hem, hetgeen Hij wilde. Had Allah sommigemensen niet door anderen laten terugdrijven, dan zou de aardeverdorven zijn. Maar Allah is genadig jegens de werelden.

252.

Dit zijn de tekenen van Allah. Wij dragen zeu voor naar waarheid. Voorzeker, gij zijt ��n der boodschappers.

253.

Van deze boodschappers hebbell wij sommigenboven anderen verheven; tot sommigen hunner sprak Allah en sommigenhunner verhief Hij in rang. En Wij gaven Jezus, zoon van Mariaduidelijke tekenen en versterkten hem met de geest der heiligheid.En indien Allah wilde, zouden zij, die na hem kwamen, elkander niethebben bestreden, nadat de duidelijke tekenen tot hen waren gekomen,maar zij twistten, daar sommigen hunner geloofden en anderenverwierpen. En indien Allah wilde, zouden zij elkander niet hebbenbestreden, maar Allah doet, wat Hij wil.

254.

O, gij die gelooft, geeft van hetgeen Wij uhebben geschonken, voordat de dag komt, waarop noch handel, nochvriendschap, noch voorspraak zal zijn; en de ongelovigen zijn deonrechtvaardigen.

255.

Allah! Er is geen God dan Hij, de Levende, deZelfbestaande. Sluimer, noch slaap overmant Hem. Al wat in dehemelen en wat op aarde is, behoort Hem. Wie kan bij Hem bemiddelenzonder Zijn verlof? Hij kent hetgeen voor hen is en wat achter henis en zij kunnen niets van Zijn kennis omvatten, dan wat Hij wil.Zijn troon strekt zich uit over hemelen en aarde en het waken overbeide vermoeit Hem niet; Hij is de Verhevene, de Grote.

256.

Er is geen dwang in de godsdienst. Voorzeker,het juiste pad is van dwaling onderscheiden; derhalve, hij die deduivel verloochent en in Allah gelooft, heeft een sterk houvastgegrepen, dat onbreekbaar is. Allah is Alhorend, Alwetend.

257.

Allah is de Vriend dergenen, die geloven; Hijbrengt hen uit de duisternis tot het licht. Maar de vrienden derongelovigen zijn de duivelen, zij brengen hen uit het licht in deduisternis; dezen zijn de bewoners van het vuur, daarin zullen zijwonen.

258.

Hebt gij niet vernomen van hem, die metAbraham over zijn Heer redetwistte, omdat Allah hem het koninkrijkhad gegeven? Toen Abraham zeide: “Mijn Heer is Hij, die het levengeeft en doet sterven”, zeide hij: “Ik geef leven en doe sterven.”Abraham zeide: “Nu, Allah doet de zon van het Oosten opgaan, doetgij haar van het Westen opgaan.” Daarop verstomde de ongelovige inverbazing. En Allah leidt het onrechtvaardige volk niet.

259.

Of, gelijk degene, die langs een stadkomende, welke was ingestort, uitriep: “Hoe zal Allah haar doenherleven na haar vernietiging?” Toen deed Allah hem sterven voorhonderd jaren; daarna wekte Hij hem op en zeide: “Hoelang zijt gijhier reeds?” Hij antwoordde: “Ik ben een dag, of een gedeelte vaneen dag gebleven.” Hij zeide: “Neen, gij zijt honderd jarengebleven. Kijk nu naar uw voedsel en uw drank; zij zijn nietbedorven. En kijk naar uw ezel; (dit is) opdat Wij u tot een tekenvoor de mensen maken. En kijk naar de beenderen, hoe Wij ze inelkaar zetten en ze daarna met vlees bekleden.” En toen hem ditduidelijk werd zeide hij: “Ik weet, dat Allah macht heeft over alledingen.”

260.

En toen Abraham zeide: “Mijn Heer, toon mij,hoe Gij de doden tot leven opwekt.” Hij zeide: “Gelooft gij danniet?” Hij zeide: “Ja, maar opdat mijn hart rustig zij.” Hijantwoordde: “Neem vier vogels en maak ze aan u gehecht. Zet danieder hunner op een heuvel; roep hen dan; ze zullen haastig tot ukomen. En weet, dat Allah Almachtig, Alwijs is.

261.

De gelijkenis van degenen, die hun rijkdommenvoor de zaak van Allah besteden, is als de gelijkenis van eengraankorrel, die zeven aren voortbrengt, in elke aar honderdkorrels. Allah vermeerdert voor wie Hij wil; Allah is Alomvattend,Alwetend.

262.

Zij, die hun rijkdommen ter wille van Allahbesteden, en het besteden niet doen volgen door (anderen) teverwijten of te krenken, voor hen is er beloning bij hun Heer en zijzullen geen vrees hebben, noch zullen zij treuren.

263.

Een vriendelijk woord en vergiffenis schenkenis beter, dan liefdadigheid, gevolgd door krenking. En Allah isZichzelf genoeg, Verdraagzaam.

264.

O, gij die gelooft, maakt uw aalmoezen nietwaardeloos door verwijt of krenking, zoals hij, die zijn rijkdommenweggeeft, om op te vallen bij de mensen en hij gelooft niet in Allahen de laatste dag. Hij is als een gladde rots, die met aarde isbedekt, waarop een stortregen valt, welke haar kaal achterlaat. Zijhebben geen macht over wat zij verdienen. En Allah leidt hetongelovige volk niet.

265.

En de gelijkenis van degenen, die hunrijkdommen weggeven, Allah’s welbehagen zoekende en hun zielversterkende, is als een tuin op hooggelegen grond, die bij regentweevoudig vruchten voortbrengt. En als er geen regen op valt, danis dauw voldoende. Allah ziet, wat gij doet.

266.

Zou iemand uwer wensen dat er voor hem eentuin was met palmbomen en wijnstokken waardoor beken vloeien enwaarin voor hem allerlei vruchten groeien, terwijl hij oud is en eenzwak nakomelingschap heeft, en dat hem (de tuin) een vurigewervelwind treft en hem verschroeit? Zo zet Allah u Zijn woordenuiteen, op dat gij tot nadenken zult komen.

267.

O, gij die gelooft, geeft van de goede dingenweg, die gij hebt verdiend en van hetgeen Wij voor u uit de aardevoortbrengen en zoekt niet hetgeen slecht is, om er van weg tegeven, wanneer gij het zelf niet zoudt nemen, tenzij oogluikend; enweet, dat Allah Zichzelf-genoeg, Geprezen is.

268.

Satan dreigt u met armoede en gelast uhetgeen slecht is, terwijl Allah uit Zichzelf u vergiffenis enovervloed belooft; en Allah is Overvloedig-gevend, Alwetend.

269.

Hij schenkt wijsheid aan wie Hij wil en wiewijsheid is geschonken is inderdaad overvloedig begiftigd en niemandtrekt er lering uit, behalve zij, die begrip hebben.

270.

En alles wat gij geeft en elke gelofte, diegij aflegt, voorzeker Allah weet het; er is geen hulp voor deonrechtvaardigen.

271.

Als gij openlijk aalmoezen geeft is het goed,maar als gij dit in stilte doet en aan de armen geeft is het betervoor u en Hij zal de fouten van u wegnemen. En Allah weet, wat gijdoet.

272.

Hen te leiden is niet uw plicht, maar Allahleidt wie Hij wil. En welke rijkdommen gij ook weggeeft, het komt uten goede en gij geeft alleen om Allah’s welbehagen te zoeken. Enwelke rijkdommen gij ook besteedt, het zal u ten volle wordenterugbetaald en u zal geen onrecht worden aangedaan.

273.

(Aalmoezen zijn) voor de armen, die gebondenzijn (door hun dienst) aan Allah, en in het land niet kunnenrondtrekken. De onwetende beschouwt hen als rijken wegens hunhescheidenheid. Gij zult hen aan hun tekenen herkennen, daar zijniet op een opdringerige wijze bij de mensen vragen. En welkerijkdommen gij ook besteedt, voorzeker, Allah weet het goed.

274.

Zij, die hun rijkdommen nacht en dag,heimelijk of openlijk weggeven, ontvangen hun beloning van hun Heer;zij zullen niet vrezen, noch zullen zij treuren.

275.

Degenen, die woekerwinst maken, verrijzenzoals iemand, die door Satan met krankzinnigheid is geslagen. Datkomt, omdat zij zeggen: “Handel is gelijk aan rente”, terwijl Allahde heeft wettig en de rente onwettig heeft verklaard. Die daarom eenvermaning van zijn Heer krijgt en er mee ophoudt, hem zaltoebehoren, hetgeen hij vroeger heeft ontvangen en zijn zaak is bijAllah. En zij, die terugvallen, zij zijn de mensen van het Vuur,daarin zullen zij vertoeven.

276.

Allah schaft de rente af en doet deweldadigheid toenemen. En Allah heeft niet lief alle ondankbaren enzondaren.

277.

Voorzeker, zij die geloven en goede dadendoen en het gebed houden en de Zakaat betalen, hun beloning is bijhun Heer en voor hen is geen vrees, noch zullen zij treuren.

278.

O, gij die gelooft, vreest Allah en doetafstand van de rest van de rente, als gij gelovigen zijt.

279.

Maar indien gij dit niet doet, bereidt u danten oorlog met Allah en Zijn boodschapper; indien gij berouw hebt isvoor u het oorspronkelijke kapitaal: zo zult gij geen onrecht doen,noch zal u onrecht worden aangedaan.

280.

En indien iemand in verlegenheid is, laat erdan uitstel zijn tot het hem past. En wanneer gij kwijtscheldt ishet beter voor u; wist gij het slechts.

281.

En vreest de dag, waarop gij tot Allah zultworden teruggebracht; dan zal aan elke ziel ten volle worden betaaldhetgeen zij heeft verdiend; en onrecht zal hen niet wordenaangedaan.

282.

O, gij die gelooft, wanneer gij van elkanderleent voor een vastgestelde periode, schrijft het dan op. Laat eenschrijver het naar waarheid in uw bijzijn optekenen en geenschrijver moet weigeren, te schrijven, zoals Allah hem heeftonderwezen; laat hem daarom schrijven en laat de schuldenaardicteren en hij moet Allah, zijn Heer vrezen en niets daaraanafdoen. Maar, indien de schuldenaar weinig verstand heeft, of zwakis, of zelf niet kan dicteren, laat dan zijn zaakwaarnemer eerlijkdicteren. En roept van onder uw mannen twee getuigen en als er geentwee mannen zijn, dan een man en twee vrouwen van degenen, die u alsgetuigen aanstaan, zodat, wanneer een der twee vrouwen zich zouvergissen, de ene de andere indachtig moge maken. En de getuigenmogen niet weigeren, wanneer zij worden gedaagd. En wordt hetschrijven niet moe, of het weinig of veel zij, betreffende devervaltijd. Dit is in Allah’s ogen eerder rechtvaardig, het maakthet getuigenis zekerder en weerhoudt u van twijfel. Maar wanneer hetcontante handel is, die gij onderling drijft, zal het geen blaamvoor u zijn, als gij het niet neerschrijft. En hebt getuigen,wanneer gij aan elkander verkoopt en de schrijver en de getuigen maggeen leed worden aangedaan. En indien gij zulks doet, zal het zekerovertreding van u zijn. Vreest Allah. Allah schenkt u kennis enAllah weet alle dingen goed.

283.

En indien gij op reis zijt en geen schrijvervindt, laat er dan een onderpand voor worden gegeven. En indien eenuwer de ander iets toevertrouwt, laat dan degene aan wie hettoevertrouwd is, het toevertrouwde teruggeven en laat hem Allah zijnHeer vrezen. Verbergt geen getuigenis; en wie dat wel doet dienshart is zeker zondig en Allah weet goed, wat gij doet.

284.

Aan Allah behoort wat in de hemelen en wat opde aarde is; en indien gij openbaart hetgeen in uw innerlijk is ofhet verborgen houdt, Allah zal u er rekenschap voor vragen; dan zalHij vergeven wie Hij wil en straffen, wie Hij wil. Allah heeft machtover alle dingen.

285.

Deze boodschapper gelooft in hetgeen hem vanzijn Heer is geopenbaard en ook de gelovigen, allen geloven inAllah, Zijn engelen, Zijn boeken en Zijn boodschappers, zeggende:”Wij maken geen verschil tussen Zijn boodschappers”; en zij zeggen:”Wij hebben gehoord en gehoorzaamd, Heer, wij vragen U vergiffenisen tot U is (onze) terugkeer.”

286.

Allah belast geen ziel boven haar vermogen.Voor haar is wat zij verdient en tegen haar is ook wat zij verdient.”Onze Heer, straf ons niet als wij vergeten of een fout hebbenbegaan, Heer, en belast ons niet, zoals Gij degenen, die veer onswaren hebt belast; onze Heer belast ons niet met datgene, waarvoorwij de kracht niet hebben (het te dragen), wis onze fouten uit enschenk ons vergiffenis en wees ons barmhartig; Gij zijt onzeMeester, help ons daarom tegen het ongelovige volk.”